1. Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (relevante artikels)
2. KB van 12 April 1999 voor de uitbatingen die dranken, maaltijden of logies aanbieden en discotheken/dancings (aangevuld en gewijzigd met bepalingen uit de KB's van 3 september 2000 en 8 november 2001)
3. KB van 12 April 1999 voor de verkooppunten en handelsgalerijen (aangevuld en gewijzigd met bepalingen uit de KB's van 13 november 2000 en 8 november 2001)
4. KB van 12 April 1999 voor de kappers en schoonheidsspecialisten (aangevuld en gewijzigd met bepalingen uit het KB van 13 november 2000)
5. KB van 13 december 1999 voor uitbaters van lokalen van audio-visuele vertoning, van drive-ins en de organisatoren van festivals (aangevuld en gewijzigd met bepalingen uit het KB van 13 november 2000)
6. KB van 13 december 1999 voor de uitbatingspunten gebruikt voor de promotie, de verkoop of de verhuur van goederen en diensten (aangevuld en gewijzigd met bepalingen uit de KB's van 13 november 2000 en 8 november 2001)
7. KB van 8 november 2001 voor de mededeling van fonogrammen in polyvalente zalen, jeugdhuizen en culturele centra evenals bij gelegenheid van tijdelijke activiteiten binnen en buiten
8. KB van 9 maart 2003 voor de radio-omroepen



1. De wet

TOP

Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (relevante artikels)

Artikel 41.

Wanneer de prestatie van een uitvoerende kunstenaar op geoorloofde wijze wordt gereproduceerd of door de omroep uitgezonden, mogen de uitvoerende kunstenaar en de producent zich onverminderd het recht van de auteur niet verzetten:
1° tegen de mededeling ervan op een openbare plaats, op voorwaarde dat die prestatie niet voor een voorstelling wordt gebruikt en van het publiek geen toegangsgeld of vergoeding wordt gevraagd om die prestatie te kunnen bijwonen;
2° tegen de uitzending ervan via de omroep.

Artikel 42.

Het gebruik van prestaties geeft, overeenkomstig artikel 41, de uitvoerende kunstenaars en de producenten recht op een billijke vergoeding, ongeacht de plaats waar die prestaties zijn vastgelegd.
De vergoeding wordt door de personen die de handelingen bepaald in artikel 41 verrichten betaald aan de in hoofdstuk VII van deze wet bedoelde vennootschappen voor het beheer van de rechten.
Is er binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet omtrent die vergoeding geen overeenstemming tussen die vennootschappen voor het beheer van de rechten en de organisaties van hen die de vergoeding verschuldigd zijn, dan wordt het bedrag ervan bepaald door een commissie die voltallig of in gespecialiseerde afdelingen zetelt en wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de minister die bevoegd is voor het auteursrecht.
Deze commissie zetelt voltallig of in afdelingen die gespecialiseerd zijn in een of meerdere activiteitssectoren. Elke afdeling wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de minister die bevoegd is voor het auteursrecht en telt een gelijk aantal personen aangewezen door de beheersvennootschappen en personen aangewezen door de organisaties uit de betrokken activiteitssector(en) die dezelfde vergoeding verschuldigd zijn.
De vennootschappen voor het beheer van de rechten en de organisaties van hen die de vergoeding verschuldigd zijn, worden aangewezen door de minister die bevoegd is voor het auteursrecht.
Degenen die de vergoeding verschuldigd zijn, moeten overeenkomstig de eisen van de redelijkheid de inlichtingen meedelen die nuttig zijn voor de inning en de verdeling van de rechten.
De commissie die voltallig of in gespecialiseerde afdelingen zetelt, bepaalt op welke wijze die inlichtingen en stukken worden verstrekt.
De commissie die voltallig of in gespecialiseerde afdelingen zetelt, beslist bij meerderheid van de stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
De beslissingen van de commissie worden bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De Koning kan de nadere regels met betrekking tot de werking en de organisatie van de Commissie bepalen. De beslissingen van de Commissie worden bij koninklijk besluit bindend verklaard ten aanzien van derden. De minister bevoegd voor het auteursrecht, kan weigeren de Koning voor te stellen een beslissing bindend te maken op grond van het feit dat die beslissing kennelijk onwettige bepalingen bevat, of bepalingen die indruisen tenge het algemeen belang. Hij brengt de commissie op de hoogte van de redenen daarvoor.

Artikel 43.

Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten wordt de in artikel 42 bedoelde vergoeding door de vennootschappen voor het beheer van de rechten verdeeld onder de uitvoerende kunstenaars en de producenten, ieder voor de helft.

Artikel 65.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op al wie de bij deze wet erkende rechten int of verdeelt voor rekening van verschillende rechthebbenden.
Het beheer moet worden waargenomen door een vennootschap die op regelmatige wijze is opgericht in een van de landen van de Europese Unie, waar zij op geoorloofde wijze als vennootschap voor de inning of de verdeling van die rechten werkzaam is.
De vennoten moeten de hoedanigheid bezitten van auteur, uitvoerend kunstenaar, producent van geluidswerken of audiovisuele werken, uitgever, of van rechtverkrijgende van de voormelde personen.
Is de vennootschap gevestigd in een land dat geen lid is van de Europese Unie, dan moet zij haar werkzaamheden in België verrichten via een vennootschap of een instelling die in een land van de Europese Unie op regelmatige wijze is opgericht en waarvan degene die met het beheer is belast, voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 198 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.

Artikel 66.

De vennootschap heeft de plicht de rechten te beheren die door deze wet worden erkend wanneer de rechthebbende daarom verzoekt en dat verzoek overeenstemt met de doelstelling en de statuten van de vennootschap.
De statuten van de vennootschappen mogen in geen geval het recht beperken van de personen die zij vertegenwoordigen om vertegenwoordigd te zijn in de organen van de vennootschap.
Niettegenstaande enig andersluidend beding, kunnen de statuten, reglementen of overeenkomsten van de vennootschappen een rechthebbende niet beletten om het beheer van een of meer categorieën van werken of prestaties van zijn repertoire toe te vertrouwen aan de vennootschap van zijn keuze of om het beheer zelf uit te oefenen.
In geval van terugtrekking, en onverminderd de rechtshandelingen die voordien door zijn vennootschap zijn verricht, moet de rechthebbende een toereikende opzeggingstermijn in acht nemen.
De vennootschappen zijn verplicht ter plaatse inzage te verlenen van de repertoires waarvan zij het beheer waarnemen.

Artikel 67.

Om op het nationale grondgebied werkzaam te kunnen zijn, moeten de in artikel 65 bedoelde vennootschappen een vergunning bezitten van de minister die bevoegd is voor het auteursrecht.
Een koninklijk besluit bepaalt op welke wijze de vergunningen moeten worden aangevraagd en onder welke voorwaarden zij verkregen kunnen worden.
De minister kan een vergunning intrekken wanneer de vennootschap niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning of wanneer zij zware of herhaalde overtredingen van de bepalingen van deze wet begaat of heeft begaan.
Het weigeren en het intrekken van de vergunning moeten met redenen worden omkleed.
De intrekking heeft gevolg na verloop van twee jaar te rekenen van de kennisgeving van de intrekking. De intrekking van de vergunning geldt als ontbinding van de toetredingsovereenkomst of van de overeenkomst waarbij de leden aan de vennootschap machtiging hebben verleend.
Elke toekenning en elke intrekking van een vergunning moet in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

Artikel 68.

Op de vennootschappen wordt toezicht uitgeoefend door een commissaris, benoemd op dezelfde wijze als bij de naamloze vennootschappen.
De commissaris moet worden gekozen onder de leden van het Instituut der bedrijfsrevisoren; hij draagt de titel van commissaris-revisor.
Alle bepalingen van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen die betrekking hebben op de commissarissen-revisoren in de naamloze vennootschappen, zijn van overeenkomstige toepassing op de commissaris-revisor bedoeld in het tweede lid.

Artikel 69.

De sommen die worden geïnd en waarvan uiteindelijk blijkt dat ze niet kunnen worden uitgekeerd moeten door de vennootschappen worden verdeeld onder de rechthebbenden van de betrokken categorie, op de wijze die bij tweederde meerderheid van de algemene vergadering wordt bepaald.
Bij gebreke van een dergelijke meerderheid wordt met dit doel speciaal een nieuwe algemene vergadering bijeengeroepen, die bij gewone meerderheid beslist.
Over de aanwending van die sommen maakt de commissaris-revisor jaarlijks een bijzonder verslag op.

Artikel 70.

Onverminderd de informatie die medegedeeld moet worden krachtens de wetten en de statuten, kan elke vennoot of zijn gemachtigde, binnen een maand te rekenen van de dag van zijn verzoek, een afschrift krijgen van de stukken van de laatste drie jaren die betrekking hebben op:
1° de door de algemene vergadering goedgekeurde jaarrekeningen en de financiële structuur van de vennootschap;
2° de bijgewerkte lijst van de bestuurders;
3° de verslagen van de raad van bestuur en van de commissaris-revisor aan de algemene vergadering;
4° de tekst van en de toelichting bij de aan de algemene vergadering voorgestelde resoluties, alsmede alle inlichtingen betreffende de kandidaten voor de raad van bestuur;
5° het door de commissaris-revisor voor juist verklaarde totale bedrag van de bezoldigingen, forfaitaire kosten en voordelen van welke aard ook, die werden uitgekeerd aan de bestuurders;
6° de geactualiseerde tarieven van de vennootschap;
7° de bestemming van de sommen die, overeenkomstig de artikelen 13, tweede lid, en 69, verdeeld moesten worden.

Artikel 71.

De vennootschappen kunnen, binnen de perken van de hen op grond van hun statuten verleende bevoegdheden, algemene contracten sluiten met betrekking tot de exploitatie van auteursrechten en naburige rechten.

Artikel 72.

Deze wet doet geen afbreuk aan de contracten inzake vertegenwoordiging die de in deze wet bedoelde vennootschappen hebben gesloten, noch aan de contracten die zij, onder de gelding van vroegere wetten, met derden hebben gesloten.
Deze bepaling geldt enkel in zoverre die vennootschappen de in artikel 67 bedoelde vergunning hebben aangevraagd binnen zes maanden te rekenen van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in dat artikel.
Die aanvraag moet vergezeld gaan van een kopie van de statuten en van de laatste drie goedgekeurde balansen. De vergunning wordt van rechtswege toegekend op verzoek van de vennootschappen die, sedert ten minste drie jaar vóór de inwerkingtreding van deze wet, de werkzaamheden bedoeld in artikel 65 werkelijk hebben verricht, of die dergelijke werkzaamheden hebben overgenomen van een vennootschap of van een vereniging die ze even lang heeft verricht.

Artikel 73.

De vennootschappen zijn bevoegd om in rechte op te treden met het oog op de verdediging van de rechten die zij krachtens de statuten beheren.

Artikel 74.

Het bewijs van een opvoering, uitvoering, reproductie of enige andere exploitatie, alsook het bewijs van een onjuiste verklaring over de opgevoerde, uitgevoerde of gereproduceerde werken of over de ontvangsten kan niet alleen door de processen-verbaal van de officieren of de agenten van de gerechtelijke politie worden geleverd, maar ook door de vaststellingen van een gerechtsdeurwaarder of, tot het tegendeel bewezen is, van een door beheersvennootschappen aangewezen persoon die erkend is door de Minister bevoegd voor het auteursrecht en beëdigd is overeenkomstig artikel 572 van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 75.

De vennootschappen delen hun jaarrekeningen mee aan de Minister die bevoegd is voor het auteursrecht en geven hem kennis van elk voorstel tot wijziging van de statuten, de tarieven of de innings- en verdelingsregels, ten minste twee maanden vóór de algemene vergadering tot het onderzoek ervan overgaat.

Artikel 76.

De Minister wijst voor elke vennootschap een vertegenwoordiger aan.
De vertegenwoordiger houdt toezicht op de toepassing van de wet en de statuten, alsook van de in artikel 75 bedoelde tarieven, innings- en verdelingsregels.
Hij treedt op uit eigen beweging of op verzoek van de Minister of van enige belanghebbende.
De vennootschap moet hem alle stukken en alle inlichtingen verschaffen die dienstig kunnen zijn voor zijn taak.
Hij kan inzage nemen van de boeken en de boekingsstukken van de vennootschap.
De vertegenwoordiger brengt aan de Minister verslag uit over zijn handelingen en onderzoeken en deelt het resultaat ervan mee aan wie erom gevraagd heeft.
Het statuut en de bezoldiging van de vertegenwoordiger worden bij koninklijk besluit bepaald.
De Minister heeft het recht om in rechte op te treden om bij elke overtreding van de wet of de statuten een sanctie te vorderen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 67 kan herhaalde overtreding van de statuten en de reglementen van de vennootschap grond opleveren voor de intrekking van de erkenning door de Minister.

Artikel 77.

De vertegenwoordiger kan de beperking van de werkingskosten van de vennootschap, alsmede de aanwijzing van een deskundige die aan de algemene vergadering verslag moet uitbrengen, op de agenda van een algemene vergadering van die vennootschap plaatsen.

Artikel 78.

De personeelsleden van de vennootschappen voor het beheer van de rechten alsmede alle andere personen die zijn betrokken bij de inning van de krachtens de hoofdstukken IV tot VI verschuldigde vergoedingen, moeten het beroepsgeheim bewaren over alle inlichtingen waarvan ze kennis hebben door of naar aanleiding van de uitvoering van hun opdracht. Schending van dat beroepsgeheim wordt gestraft met de straffen gesteld bij artikel 458 van het Strafwetboek.

Artikel 79.

Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten gelden de bij deze wet gewaarborgde rechten in België ook voor de buitenlandse auteurs en de buitenlanders die naburige rechten genieten, maar niet voor een langere termijn dan bij de Belgische wet is bepaald.
Indien evenwel die rechten in hun land vervallen na een kortere termijn, vervallen zij ook in België na het verstrijken van die termijn.
Zijn de Belgische auteurs en de Belgische houders van naburige rechten in mindere mate beschermd in een vreemd land, dan gelden de voordelen van deze wet voor de onderdanen van dat land slechts in gelijke mate. Niettegenstaande het eerste lid is de reciprociteit van toepassing op de rechten op vergoeding van uitgevers, uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen, alsook van eerste vastleggingen van films bedoeld in de artikelen 55, 59 en 61bis, zulks onverminderd het Verdrag over de Europese Unie.


Afdeling 2. - Strafbepalingen

Artikel 80.

Hij die kwaadwillig of bedrieglijk inbreuk pleegt op het auteursrecht en de naburige rechten, is schuldig aan het misdrijf van namaking.
Hetzelfde geld voor de kwaadwillige of bedrieglijke aanwending van de naam van een auteur of van een persoon die een naburig recht geniet, of voor enig door hem gebruikt distinctief kenmerk om zijn werk of prestatie aan te duiden. De aldus tot stand gebrachte voorwerpen worden als nagemaakt beschouwd.
Hij die voorwerpen, wetende dat zij nagemaakt zijn, verkoopt, verhuurt, te koop of te huur stelt, in voorraad heeft voor de verkoop of de verhuur of in België invoert voor commerciële doeleinden, is schuldig aan hetzelfde misdrijf.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op het misdrijf van namaking.
De bepalingen van hoofdstuk XI van de wet van 3 juli 1969 houdende invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde zijn van toepassing op de overtredingen van de bepalingen van de hoofdstukken IV tot VI en op de overtredingen van hun uitvoeringsbesluiten, waarbij de term «belasting» wordt vervangen door «vergoeding».

Artikel 81.

De misdrijven omschreven in artikel 80 worden gestraft met geldboete van 100 frank tot 100 000 frank. Met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met een geldboete van 100 frank tot 100 000 frank of met één van die straffen alleen wordt gestraft elke herhaling met betrekking tot de misdrijven omschreven in artikel 80.

Artikel 82.

Ingeval een uitvoering of een opvoering inbreuk maakt op het auteursrecht of op de naburige rechten, kunnen de ontvangsten in beslag genomen worden als zaken die uit het misdrijf voortkomen. Zij worden aan de eiser toegewezen naar evenredigheid van hetgeen zijn werk of zijn prestatie heeft bijgedragen tot de uitvoering of opvoering en worden bij de raming van de schadevergoeding in aanmerking genomen.

Artikel 83.

De rechter kan bevelen dat de vonnissen gewezen met toepassing van artikel 81 moeten worden aangeplakt voor de duur die hij bepaalt, zowel binnen als buiten de gebouwen van de overtreder en op diens kosten, of dat het vonnis op kosten van de overtreder in nieuwsbladen of op enige andere wijze bekend gemaakt moet worden.

Artikel 84.

De rechtspersonen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de veroordeling tot het betalen van schadevergoeding, boeten, kosten, verbeurdverklaringen, teruggaven en geldstraffen van welke aard ook, die wegens overtreding van deze wet worden uitgesproken tegen hun bestuurders, vertegenwoordigers of aangestelden.
De leden van handelsverenigingen zonder rechtspersoonlijkheid kunnen in dezelfde mate burgerlijk aansprakelijk worden gesteld wanneer de overtreding door een vennoot, zaakvoerder, aangestelde of lasthebber is begaan naar aanleiding van een verrichting die tot de activiteit van de vereniging behoort.

Artikel 85.

In geval van herhaling van de in deze wet omschreven misdrijven kan de rechtbank hetzij de definitieve, hetzij de tijdelijke sluiting bevelen van de inrichting van de veroordeelde.

Artikel 86.

De ontvangsten en de verbeurdverklaarde voorwerpen kunnen aan de burgerlijke partij worden toegewezen, in mindering of ten belope van het geleden nadeel.


Afdeling 3. - Burgerlijke rechtsvordering ter zake van auteursrecht

Artikel 87.

§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg, stelt de voorzitter van deze rechtbank het bestaan vast van een inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht en beveelt dat daaraan een einde wordt gemaakt.
De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.
Op de vordering wordt uitspraak gedaan, niettegenstaande enige vervolging die voor de strafrechter wordt ingesteld wegens dezelfde feiten.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande voorziening en zonder borgstelling, tenzij de rechter heeft bevolen dat een borg moet worden gesteld.
De vordering wordt ingesteld op verzoek van elke betrokkene, van een gemachtigde vennootschap van het beheer van de rechten of van een beroepsvereniging of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid. De voorzitter kan bevelen dat een einde moet worden gemaakt aan de betwiste handeling en dat het vonnis, op de wijze die hij geschikt acht, geheel of gedeeltelijk wordt bekendgemaakt op kosten van de verweerder.

§ 2. De overhandiging van de nagemaakte voorwerpen en platen, vormen, matrijzen of andere gereedschappen die rechtstreeks gediend hebben tot het plegen van de namaking en die nog in het bezit van de verweerder zijn, kan worden bevolen in mindering van de aan de eiser verschuldigde schadevergoeding.
De verweerder die te kwader trouw is, wordt veroordeeld tot verbeurdverklaring van de nagemaakte voorwerpen en van de platen, vormen, matrijzen of andere gereedschappen die rechtstreeks gediend hebben tot het plegen van de namaking of, in voorkomend geval, tot de betaling van een som gelijk aan de prijs van deze voorwerpen of andere reeds overgedragen goederen.



2. Het KB - HORECA

TOP

12 APRIL 1999. - Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 23 oktober 1998 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door uitbatingen die logies aanbieden en/of maaltijden en/of dranken bereiden en/of opdienen, evenals door discotheken/dancings, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.

ALBERT II,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzonderheid artikel 42;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 29 januari 1999 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 maart 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen bindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen beslissing van 23 oktober 1998, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzake de billijke vergoeding verschuldigd door uitbatingen die logies aanbieden en of maaltijden die logies aanbieden en/of maaltijden en/of dranken bereiden en/of opdienen, evenals door discotheken/dancings.
Art. 2. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS .

Bijlage
Overeenkomst inzake de billijke vergoeding verschuldigd door uitbatingen die logies aanbieden en/of maaltijden en/of dranken bereiden en/of opdienen, evenals door discotheken/dancings
Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1. In uitvoering van de artikels 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994, die aan de producenten van fonogrammen en aan de uitvoerende kunstenaars recht geeft op een billijke vergoeding voor de openbare mededeling van fonogrammen, wordt het bedrag van deze billijke vergoeding voor de directe of indirecte mededeling van fonogrammen in de onderhavige overeenkomst bepaald voor in de in artikel 3 opgesomde uitbatingen.
Art. 2. De billijke vergoeding is in haar geheel en ondeelbaar verschuldigd door de uitbater, zoals bepaald in artikel 5, 1°, en zij moet vooruit worden betaald.

Afdeling 2. - Bepalingen
Art. 3. In de onderhavige overeenkomst wordt verstaan onder uitbating :
1° Horeca-inrichting : elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaliteit, ongeacht de toegangsvoorwaarden, waar logies worden aangeboden en/of waar maaltijden en/of dranken voor consumptie al dan niet ter plaatse worden bereid en/of opgediend, en dit zelfs gratis. Worden gelijkgesteld met een Horeca-inrichting : alle voor het publiek toegankelijke plaatsen of lokaliteiten waar leden van een vereniging of van een groepering en hun genodigden en/of bezoekers bijeenkomen, en dit ongeacht de toegangsvoorwaarden, om er logies en/of maaltijden enlof dranken te gebruiken.
2°.Discotheek - dancing : elke uitbating zoals bepaald in 1°, met een voor dans geschikte inrichting en/of uitrusting, waaronder op een niet-limitatieve en niet-cumulatieve wijze een permanente dansvloer, een aangepaste muziekinstallatie, lichtinstallatie of decoratie wordt verstaan.
3° Gemengde inrichting : elke uitbating waar in afzonderlijke en door een vaste constructie duidelijk van elkaar gescheiden ruimten een Horeca-inrichting en een discotheek - dancing, zoals bepaald in respectievelijk 1° en 2°, worden uitgebaat.
4° Tijdelijke horeca-inrichting : elke uitbating waar naar aanleiding van enige gebeurtenis van voorbijgaande aard een horeca-inrichting in de zin van punt 1° wordt uitgebaat. (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
4°bis Tijdelijke discotheek-dancing : elke uitbating waar naar aanleiding van enige gebeurtenis van voorbijgaande aard een discotheek of dancing in de zin van punt 2° wordt uitgebaat (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
4°ter Tijdelijke gemengde inrichting : elke uitbating waar naar aanleiding van enige gebeurtenis van voorbijgaande aard een gemengde inrichting in de zin van punt 3° wordt uitgebaat (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
5° Terras : elke niet door een vaste dakconstructie beschermde plaats of lokaliteit behorende tot een Horeca-inrichting of gemengde inrichting, waar gedurende een beperkte periode van het jaar maaltijden en/of dranken worden bereid en/of opgediend in open lucht, en dit zelfs gratis.
6° Tijdelijk terras : elke niet door een vaste dakconstruciie beschermde plaats of lokaliteit, die geplaatst is ter gelegenheid van om het even welke gebeurtenis van voorbijgaande aard en waar maaltijden en/of dranken worden bereid en/of opgediend in open lucht, en dit zelfs gratis.
7° Seizoeninrichting : elk uitbating zoals bepaald in 1°, 2°, 3° of 5°, die in de loop van een kalenderjaar meer dan drie achtereenvolgende maanden gesloten is. (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
Art. 4. In de onderhavige overeenkomst wordt verstaan onder :
1° Permanente oppervlakte : de oppervlakte van de vloeren van de in artikel 3 vermelde plaatsen of lokaliteiten waar een openbare mededeling van fonogrammen is en waar gewoonlijk logies worden aangeboden en/of waar gewoonlijk maaltijden en/of dranken worden bereid en/of opgediend. De oppervlakte van de kamers in logiesverstrekkende bedrijven wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de permanente oppervlakte.
2° Occasionele oppervlakte : de oppervlakte van de vloeren van de in artikel 3 vermelde plaatsen of lokaliteiten waar een openbare mededeling van fonogrammen is en waar niet-permanent logies worden aangeboden en/of waar niet-permanent maaltijden en/of dranken worden bereid en/of opgediend.
Art. 5. In de onderhavige overeenkomst wordt verstaan onder :
1° Uitbater : elke natuurlijke of rechtspersoon die, al dan niet voor eigen rekening en in welke hoedanigheid ook, een uitbating zoals bepaald in artikel 3 uitbaat.
2° Beheersvennootschappen : de collectieve beheersvennootschappen die de uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen alsook de collectieve beheersvennootschappen die de producenten van fonogrammen vertegenwoordigen, of hun mandataris die belast wordt met het innen van de billijke vergoeding.
3° Billijke vergoeding : de jaarlijkse vergoeding verschuldigd voor elke directe of indirecte mededeling van fonogrammen.
Onder "jaarlijks" moet worden verstaan : de periode die loopt van 1 januari tot 31 december van ieder kalenderjaar.

Afdeling 3. - Billijke vergoeding

Onderafdeling 1 Tarief Horeca-inrichting - permanente oppervlakte
Art. 6. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt bepaald in functie van de permanente oppervlakte van de Horeca-inrichting, ongeacht het aantal openingsdagen, volgens het hiernavolgend tarief, excl. BTW : zie Tarieven

Onderafdeling 2. - Tarief Horeca-inrichting occasionele oppervlakte
Art. 7. Het bedrag van de billijke vergoeding verschuldigd voor de occasionele oppervlakte wordt als volgt bepaald :- indien de occasionele oppervlakte niet door een vaste constructie afgescheiden is van de permanente oppervlakte van de horecainrichting, wordt de occasionele oppervlakte toegevoegd aan de permanente oppervlakte en wordt het totaal bedrag van de billijke vergoeding berekend bij toepassing van het in artikel 6 vermelde tarief;- in de andere gevallen bedraagt de billijke vergoeding verschuldigd voor de occasionele oppervlakte 50 % van het bedrag dat verschuldigd zou zijn bij toepassing van het tarief vermeld in artikel 6 (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))

Onderafdeling 3. - Tarief discotheken dancings
Art. 8. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt bepaald op grond van de permanente en occasionele oppervlakte van de discotheek-dancing en van het aantal openingsdagen per week of per maand, volgens het volgende tarief in BEF, exclusief BTW (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
zie Tarieven
Art. 9. Er is een aanvullende billijke vergoeding verschuldigd voor de occasionele openingsdagen, dit wil zeggen de dagen waarop de discotheek - dancing voor het publiek toegankelijk is buiten de normale openingsdagen die voor het bepalen van de in artikel 8 vermelde bedragen in aanmerking worden genomen.
Deze aanvullende billijke vergoeding is gelijk aan het bedrag vermeld in kolom 1 van het tarief discotheek - dancing van artikel 8, gedeeld door 52 en vermenigvuldigd met het aantal occasionele openingsdagen.

Onderafdeling 4. - Tarief gemengde inrichtingen
Art. 10. Het bedrag van de billijke vergoeding van toepassing op gemengde inrichtingen wordt bepaald op basis van het tarief voor de permanente en de occasionele oppervlakte van Horeca-inrichtingen en het tarief discotheken - dancings en dit in verhouding tot de oppervlakte die door de Horeca-inrichting enerzijds en de discotheek - dancing anderzijds wordt ingenomen.

Onderafdeling 5. - Tarief tijdelijke inrichtingen
Art. 11. Het bedrag van de billijke vergoeding toepasselijk op de tijdelijke horeca-inrichtingen wordt bepaald per dag dat er een openbare mededeling is van fonogrammen en per begonnen schijf van 100 m2 oppervlakte waar een publieke mededeling van fonogrammen is zoals bedoeld in artikel 4.1°, volgens het volgende tarief in BEF, exclusief BTW
zie Tarieven
Onder « dag » moet worden verstaan iedere periode van vierentwintig uur volgend op de aanvang van de activiteit die in de tijdelijke inrichting plaatsvindt.
De billijke vergoeding met betrekking tot elke begonnen periode van 24 uur is in haar geheel en ondeelbaar verschuldigd. (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
Art. 11ter. Het bedrag van de billijke vergoeding toepasselijk op de tijdelijke gemengde inrichtingen wordt bepaald op grond van het tarief van de tijdelijke horeca-inrichtingen en van het tarief van de tijdelijke discotheken-dancings, en zulks verhoudingsgewijs met de oppervlakte ingenomen door de tijdelijke horeca-inrichting enerzijds en door de tijdelijke discotheek-dancing anderzijdOnderafdeling 6. - Tarief terrassen en tijdelijke terrassen. (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))

Onderafdeling 6. - Tarief terrassen en tijdelijke terrassen
Art. 12. Het bedrag van de billijke vergoeding van toepassing op terrassen is vastgesteld op 50 % van de vergoeding die bij toepassing van het in artikel 6 vermelde tarief verschuldigd zou zijn.
Art. 13. Het bedrag van de billijke vergoeding van toepassing op de tijdelijke terrassen is vastgesteld op 50 % van de vergoeding die bij toepassing van het in artikel 11 vermelde tarief verschuldigd zou zijn.
Onderafdeling 7. - Tarief seizoeninrichtingen
Art. 14. Het bedrag van de billijke vergoeding van toepassing op de seizoeninrichtingen wordt bepaald op basis van de in artikels 6, 7, 8, 10 en 12 vermelde tarieven gedeeld door 10 en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal volledige kalendermaanden dat de seizoeninrichting open is. De billijke vergoeding is in haar geheel en ondeelbaar verschuldigd.

Onderafdeling 8. - Indexering
Art. 15. De in de onderhavige overeenkomst vermelde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van de evolutie van de gezondheidsindex van het voorbije jaar volgens de volgende formule :
basisbedrag x nieuwe index basisindex
De basisindex is deze die van kracht is in december 1998.
De nieuwe index is deze die telkens per 1 januari van de volgende jaren van kracht zal zijn. Indien het geïndexeerde bedrag een decimaal vertoont, dan wordt het bedrag naar beneden afgerond.

Afdeling 4. - Bijzondere tariefmaatregelen
Art. 16. Indien in de verschillende plaatsen of lokaliteiten met een permanente oppervlakte binnen éénzelfde uitbating verschillende muziek afkomstig van verschillende geluidsbronnen wordt uitgezonden, dan wordt de billijke vergoeding voor elk van deze plaatsen of lokaliteiten afzonderlijk berekend.
Art. 17. Indien in de verschillende plaatsen of lokaliteiten met een permanente oppervlakte binnen éénzelfde uitbating tegelijkertijd of afwisselend dezelfde muziek afkomstig van dezelfde geluidsbron wordt uitgezonden, dan worden de betrokken permanente oppervlakten voor de berekening van de vergoeding samengeteld.
Art. 18. Niettegenstaande artikel 2, heeft de uitbater die in de loop van een kalenderjaar de openbare mededeling van fonogrammen definitief en onherroepelijk stopzet, recht, op zijn verzoek, op de terugbetaling van de billijke vergoeding die betrekking heeft op de periode van het kalenderjaar na het definitieve stopzetten van de openbare mededeling van fonogrammen.
De uitbater die op grond van het vorige lid om terugbetaling van een gedeelte van de billijke vergoeding verzoekt, moet aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris alle gegevens verstrekken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de openbare mededeling van fonogrammen werkelijk definitief en onherroepelijk is stopgezet.
De terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding wordt berekend vanaf de eerste dag die volgt op de datum van definitieve stopzetting van de openbare mededeling van fonogrammen.
Het verzoek om terugbetaling dient te worden ingediend bij de beheersvennootschappen of bij hun mandatarissen binnen de zes maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van definitieve stopzetting van de openbare mededeling van fonogrammen. (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
Art. 19. Voor de uitbatingen waarin in de loop van een kalenderjaar voor de eerste maal een openbare mededeling van fonogrammen wordt gegeven, zal voor dat kalenderjaar een billijke vergoeding verschuldigd zijn in verhouding tot het aantal volledige kalendermaanden dat er een openbare mededeling van fonogrammen is gegeven.
Art. 20. Voor de tijdelijke inrichtingen, tijdelijke terrassen en seizoeninrichtingen zal de billijke vergoeding voor de volledige duur verschuldigd zijn in de loop van het kalenderjaar telkens voorafgaandelijk aan wijziging van het bedrag van de billijke vergoeding met zich mee kan brengen.

Afdeling 5. - Procedure
Onderafdeling 1. - Inlichtingen
Art. 21. Onder voorbehoud van hetgeen voorzien is in artikel 21bis, moet binnen de dertig dagen volgend op de aanvraag van de beheersvennootschappen of hun mandataris, de uitbater door middel van een daartoe bestemd formulier per uitbating minstens de hiernavolgende inlichtingen verschaffen :
1° firmanaam en adres, inschrijvingsnummer in het handelsregister, BTW-nummer en naam en hoedanigheid van de natuurlijke persoon die met het dagelijks beheer en het verstrekken van inlichtingen belast is;
2° of er muziek wordt uitgezonden;
3° de permanente oppervlakte in m2 en voor discotheken - dancings ook het aantal dagen per week of per maand dat ze gewoonlijk open zijn;
4° de occasionele oppervlakte van de Horeca-inrichting in m2;
5° de oppervlakte van de terrassen in m2;
6° de aard van de muziekbron;
7° de soort muziek;
8° de datum van aanvang van de uitbating indien die na 1 januari 1999 ligt.
(gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
Art. 21bis. De uitbater moet ten minste vijf werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de activiteit van een tijdelijke horeca-inrichting, van een tijdelijke discotheek-dancing of van een tijdelijk terras of voorafgaand aan de occasionele openingsdag(en) door middel van een daartoe bestemd formulier voor iedere uitbating tenminste de volgende gegevens verstrekken :
1. de in artikel 21, punten 1°, 2°, 3°, 5°, 6° en 7° bedoelde gegevens;
2. naam en adres van de uitbater en/of inrichten,
3. plaats waar de tijdelijke inrichting of het tijdelijk terras wordt uitgebaat of plaats van de occasionele openingsdag(en);
4. de datum en het aantal dagen waarop de tijdelijke inlichting of het tijdelijk terras wordt uitgebaat of aantal occasionele openingsdagen;
5. aard van de tijdelijke inlichting, van het tijdelijk terras of van de georganiseerde activiteit tijdens de occasionele openingsdag(en) : tijdelijke horecainrichting, tijdelijke discotheek-dancing, tijdelijke gemengde inlichting en/of tijdelijk terras (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
Art. 22. In geval van verbouwingswerken dient de uitbater binnen de dertig dagen na het beëindigen van de werken elke verbouwing van de uitbating te melden die een wijziging in de permanente en/of occasionele oppervlakte inhoudt en die een wijziging van het bedrag van de billijke vergoeding met zich mee kan brengen.

Onderafdeling 2. - Betaling
Art. 23. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt geind door middel van een door de beheersvennootschappen of hun mandataris opgestelde uitnodiging tot betaling.
Art. 24. Wanneer een natuurlijke of rechtspersoon verschillende in artikel 3 vermelde uitbatingen heeft, zal voor elke uitbating een afzonderlijke uitnodiging tot betaling aan de betrokken uitbater verstuurd worden.
Art. 25. De uitbater die nalaat om de billijke vergoeding binnen een termijn van twintig werkdagen te betalen, dient zonder voorafgaande ingebrekestelling vanaf de datum van de uitnodiging tot betaling een tegen het wettelijk tarief berekende verwijlinterest te betalen, met een minimum van 300 BEF. (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))
Art. 26. De uitbater die onjuiste gegevens verstrekt, waardoor een lager bedrag wordt betaald dan hetgeen werkelijk verschuldigd is, dient het verschuldigde resterende saldo te betalen vermeerderd met een tegen het wettelijk tarief berekende verwijlinterest vanaf de datum waarop de uitnodiging tot betaling aan de hand van de onjuiste aangifte werd opgemaakt

Afdeling 6. - Controle
Art. 27. De uitbater moet de beheersvennootschappen of hun mandataris in staat stellen de in artikel 21 bedoelde inlichtingen te controleren, evenals alle inlichtingen te verzamelen die de verdeling van de rechten mogelijk maken.
Daartoe moet de uitbater de beheersvennootschappen of hun mandataris, andere dan de personen omschreven in artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de nevenrechten, toestaan om kosteloos de uitbatingen te betreden tijdens de openingsuren, teneinde de juistheid van de verstrekte inlichtingen te controleren.

Afdeling 7. - Forfaitair tarief
Art. 28. De uitbater die na een herinnering nalaat om binnen de in artikel 21 gestelde terniijn de nodige gegevens voor het bepalen van de billijke vergoeding mede te delen, wordt verondersteld een inrichting uit te baten die de betaling ten titel van billijke vergoeding rechtvaardigt van 49 520 BEF voor een Horeca-inrichting of van 539 478 BEF voor een discotheek - dancing.
Art. 28bis. Ten aanzien van uitbaters die nalaten om overeenkomstig artikel 21bis aangifte te doen van de activiteit van een tijdelijke instelling, van een tijdelijk terras of van een of meer occasionele openingsdagen wordt het bedrag van de billijke vergoeding dat zij krachtens de artikelen 6 tot 20 verschuldigd zijn, met 15 % verhoogd met een minimum van 4.000 BEF. (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))

Afdeling 8. - Slotbepaling
Art. 29. De onderhavige overeenkomst wordt afgesloten voor een onbepaalde duur. De tarieven van de billijke vergoeding gelden van 1 januari 1999 tot 31 december 2004. De bepalingen voorzien in de artikelen 8, 11 en 11bis, zoals ingevoegd bij het wijzigingsakkoord van 30 juni 2000 zijn van toepassing vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de huidige overeenkomst.
De tarieven voorzien in artikel 8 worden evenwel ook toegepast vanaf 1 januari 1999 wanneer zij gunstiger zijn voor de vergoedingsplichtigen dan de tarieven bepaald in de artikelen 8 en 11 van de beslissing van 23 oktober 1998 (gewijzigd op basis van het KB van 3 september 2000 (BS 26 september 2000))

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 april 1999.
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS


Publicatie : 1999-06-05.


3. Het KB - FEDIS

TOP

12 APRIL 1999. - Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 10 november 1998 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de verkooppunten en handelsgalerijen, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzonderheid artikel 42;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 29 januari 1999 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 maart 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen bindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen beslissing van 10 november 1998, genomen door de commissie zoals bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de verkooppunten en handelsgalerijen.
Art. 2. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS

Bijlage Overeenkomst inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de verkooppunten en handelsgalerijen

Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. In uitvoering van de artikels 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994 die de producenten van fonogrammen en uitkomende kunstenaars recht geeft op de betaling van een billijke vergoeding voor de openbare mededeling van fonogrammen, bepaalt deze overeenkomst het bedrag van de genoemde vergoeding voor de directe of indirecte mededeling van fonogrammen in de verkooppunten een handelsgalerijen, zoals bepaald onder artikel 3.
Art. 2. De billijke vergoeding is verschuldigd door de uitbater. Zij is in haar geheel verschuldigd en ondeelbaar. Zij moet vooraf worden betaald op de door de beheersmaatschappijen of hun mandataris vastgestelde vervaldagen.

Afdeling 2. - Bepalingen
Art. 3. In de zin van deze overeenkomst wordt verstaan onder :
1. Verkooppunt :
Elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal, ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang, hoofdzakelijk gebruikt voor de verkoop of aanbieding tot verkoop van materiële roerende goederen, met uitzondering van de activiteiten vermeld in andere overeenkomsten.
2. Handelsgalerij : voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal die toegang verschaft tot twee of meerdere verkooppunten.
3. Tijdelijke muziekuitzending : mededeling van muziek in elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal, ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang waar, ter gelegenheid van om het even welk evenement van tijdelijke aard, een van de activiteiten hernomen onder 1 hierboven tijdelijk uitgeoefend wordt.
4. Uitbater : elke natuurlijke of rechtspersoon die in om het even welke hoedanigheid een plaats of lokaal zoals bepaald onder 1 een 2 hierboven uitbaat of voor wiens rekening een plaats of lokaal zoals bepaald onder 1 en 2 hierboven uitgebaat wordt of die, ter gelegenheid van om het even welk evenement van tijdelijke aard, een van de hierboven vermelde activiteiten uitoefent of organiseert.
5. Beheersmaatschappijen : de collectieve beheersmaatschappijen van nevenrechten, vertegenwoordigers van de uitvoerende kunstenaars en van de producenten van fonogrammen of hun mandatarissen belast met de inning van de bedragen van de billijke vergoeding.
6. Netto verkoopoppervlakte : de oppervlakte van de plaatsen of lokalen zoals bepaald onder 1 en 2 hierboven waar er een openbare mededeling van fonogrammen plaats vindt, met uitsluiting van het sanitair.
7. Billijke vergoeding : de jaarlijkse vergoeding verschuldigd voor elke rechtstreekse of onrechtstreekse mededeling van fonogrammen. Onder jaarlijks verstaat men de periode van 1 januari tot en met 31 december van elk kalenderjaar.
8. Seizoengebonden verkooppunt en handelsgalerij : Elk verkooppunt of elke handelsgalerij die meer dan drie opeenvolgende maanden in de loop van een kalenderjaar gesloten is.

Afdeling 3. - Billijke vergoeding
Onderafdeling 1. - Tarief van de verkooppunten en handelsgalerijen
Art. 4. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt bepaald in functie van de netto verkoopoppervlakte en ongeacht het aantal openingsdagen overeenkomstig het hierna vermeld tarief in BF exclusief BTW : zie Tarieven
Indien het een permanente buitenactiviteit betreft, worden de hierboven vermelde bedragen gehalveerd.

Onderafdeling 2. - Tarief voor de tijdelijke, muziekuitzending
Art. 5.
Elke begonnen schijf van 48 uur, tijdens dewelke er een directe of indirecte mededeling van fonogrammen is, is in haar geheel verschuldigd en ondeelbaar.
Zij wordt berekend vanaf het beginuur van de tijdelijke uitoefening van een van de activiteiten bepaald onder artikel 3, 1.
De betaling voor de occasionele uitzending van muziek mag niet hoger zijn dan het tarief dat onder artikel 4 voor eenzelfde oppervlakte voorzien is.

Onderafdeling 3. - Indexering
Art. 6. De bedragen vermeld in deze overeenkomst worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van de evolutie van de gezondheidsindex van het afgelopen jaar volgens volgende formule :
Basisbedrag x nieuwe index
Basisindex
De basisindex is de index van kracht in december 1998.
De nieuwe index is deze die vervolgens per 1 januari van elk daarop volgend jaar toegepast zal worden.
Wanneer het geïndexeerde bedrag een decimaal vertoont, dan wordt het bedrag naar beneden afgerond.

Onderafdeling 4. - Forfaitaire tarificatie
Art. 7. De uitbater die, na een eerste herinnering, nalaat overeenkomstig artikel 10 de elementen mee te delen die nodig zijn voor het opstellen van de billijke vergoeding wordt verondersteld een plaats of een lokaal uit te baten zoals vermeld onder artikel 3, punten 1 en 2 met een netto verkoopoppervlakte dat de betaling als billijke vergoeding van BEF 18 000 rechtvaardigt.
Art. 7bis. Ten aanzien van de uitbaters die nalaten om overeenkomstig artikel 10bis aangifte te doen van de activiteit van een seizoensgebonden verkooppunt of handelsgalerij of van de tijdelijke uitzending van muziek in het kader van een verkooppunt of van een handelsgalerij, wordt het bedrag van de billijke vergoeding dat zij krachtens de artikelen 5 en 6 verschuldigd zijn, met 15 % verhoogd met een minimum van 4 000 BEF.
In dat geval nemen de beheersvennootschappen of hun mandataris voor de berekening van de billijke vergoeding, de gekende oppervlakte en periode in aanmerking, en bij gebreke hieraan de veronderstelde, evenals in voorkomend geval het gekende en bij gebreke hieraan veronderstelde aantal luidsprekers, voor de tijdelijke uitzending van muziek (gewijzigd op basis van het KB van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))

Onderafdeling 5. - Specifieke tarificatie
Art. 8. Wanneer een verkooppunt of een handelsgalerij voor de eerste keer in de loop van het kalenderjaar geopend wordt, zal de billijke vergoeding voor dat kalenderjaar verschuldigd zijn, pro rata het nog tot het einde van het jaar te lopen aantal volledige kalendermaanden.
Art. 8bis: Zonder afbreuk te doen aan de artikelen 5 en 9, heeft de uitbater die in de loop van een kalenderjaar definitief en onherroepelijk de publieke mededeling van fonogrammen stopzet, op zijn aanvraag recht op de terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dat betrekking heeft op de periode van een kalenderjaar na de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen.
De uitbater die op grond van het vorige lid om de terugbetaling van een gedeelte van de billijke vergoeding verzoekt, moet aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris alle gegevens verstrekken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de publieke mededeling van fonogrammen definitief en onherroepelijk is stopgezet.
De terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dient berekend te worden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen.
De aanvraag tot terugbetaling dient bij de beheersvennootschappen of hun mandataris te worden ingediend binnen een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen. (gewijzigd op basis van het KB van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 9. Voor seizoengebonden verkooppunten en handelsgalerijen, is het bedrag van de billijke vergoeding gelijk aan het bedrag bepaald door toepassing van artikel 4, gedeeld door 10 en vermenigvuldigd met het aantal volledige kalendermaanden gedurende dewelke het verkooppunt of de handelsgalerij geopend is.

Afdeling 4. - Procedure
Onderafdeling 1. - Inlichtingen
Art. 10. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 10bis, moeten de uitbaters van een verkooppunt of een handelsgalerij binnen dertig dagen volgend op het verzoek van de beheersvennootschappen of van hun mandataris door middel van een daartoe bestemd formulier voor ieder verkooppunt of voor iedere handelsgalerij de volgende gegevens verstrekken :
1. naam en/of firmanaam en adres, inschrijvingsnummer in het handelsregister, BTW-nummer, alsook de naam en hoedanigheid van de persoon belast met het dagelijks beheer en met de gegevensverstrekking;
2. of er muziek wordt uitgezonden;
3. nettoverkoopsoppervlakte in m2;
4. aard van de activiteit verricht in het verkooppunt en plaats waar zulks plaatsvindt;
5. aanvangsdatum van de uitbating;
6. aard van de muziekbron waarvoor de billijke vergoeding verschuldigd is, en aard van muziek.
(gewijzigd op basis van het KB van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000)
Art. 10bis De uitbater moet tenminste vijf werkdagen voorafgaand aan de eerste dag van de tijdelijke uitzending van muziek in het kader van een uitbatingspunt aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris door middel van een daartoe bestemd formulier voor ieder uitbatingspunt de volgende gegevens verstrekken :
- de in artikel 10, punten 1, 2, 3, 4 en 6 bedoelde gegevens;
- duur van de tijdelijke activiteit (aanvangsdatum en -uur, einddatum en - uur);
- in voorkomend geval, aantal luidsprekers.
(gewijzigd op basis van het KB van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 11. De netto verkoopoppervlakte die gemeld moet worden is de oppervlakte die reeds in gebruik is op 1 januari van het kalenderjaar voor hetwelke de billijke vergoeding verschuldigd is.
Voor de verkooppunten die voor de eerste maal geopend worden in de loop van het jaar, is de netto verkoopoppervlakte voor het eerste uitbatingsjaar de oppervlakte bij het starten van de activiteit.

Onderafdeling 2. - Betaling van de billijke vergoeding
Art. 12. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt geïnd door middel van een door de beheersvennootschappen of hun madataris opgestelde uitnodiging tot betalen.
Art. 13. Wanneer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon verschillende verkooppunten uitbaat kan een globale uitnodiging tot betaling, met de vermelding van alle verschuldigde bedragen aan deze persoon gericht worden.
Art. 14. De uitbater die nalaat de billijke vergoeding te betalen binnen een termijn van twintig werkdagen zal, zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling, onderworpen worden aan de nalatigheidsinteresten berekend volgens het wettelijk van kracht zijnde tarief vanaf de vervaldag met een minimum van BEF 300. (gewijzigd op basis van het KB van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))

Afdeling 5. - Controle
Art. 15. De uitbater die onjuiste elementen meedeelt, ten gevolge van dewelke hij een lager bedrag betaalt dan hij in werkelijkheid moet, zal het resterende saldo vermeerderd met nalatigheidsinteresten moeten betalen. Deze interesten worden aan het wettelijke percentage berekend vanaf de datum van de uitnodiging tot betalen die op basis van een onjuiste verklaring opgesteld werd.
Art. 16. (opgegeven op basis van het KB van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 17. De uitbater moet de beheersmaatschappij of haar mandataris toelaten de inlichtingen die in uitvoering van artikel 10 moeten overgemaakt worden na te gaan, evenals de inlichtingen te verzamelen die de repartitie van de rechten toelaat.
De uitbater moet de beheersmaatschappij of aan haar mandataris andere dan de personen omschreven in artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de nevenrechten toelaten de verkooppunten en de handelsgalerijen te betreden op elke ogenblik tijdens de regelmatige openingsuren van deze verkooppunten en handelsgalerijen zonder voorafgaande verwittiging, maar de voorschriften voor het goede beheer van de verkooppunten respecterend.
Indien de beheersmaatschappij of haar mandataris wenst het verkooppunt of de handelsgalerij te betreden buiten de normale openingsuren, dan moet zij schriftelijk een aanvraag indienen, ten minste 8 dagen voor de bezoekdatum.

Afdeling 6. - Overgangsbepaling
Art. 18. De onderhavige overeenkomst wordt toegepast vanaf 8 juli 1996. Voor de uitbaters die hun activiteit aangevangen hebben voor 1 januari 1998 zal de bilIijke vergoeding, verschuldigd voor de periode van 8 juli 1996 tot 31 december 1997, forfaitair verminderd worden tot 50 % van de jaarlijkse billijke vergoeding voorzien in artikel 4. Deze betaling evenals de betaling voor het jaar 1998 zijn samen met de uitnodiging tot betalen voor 1999 opeisbaar.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 april 1999.
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS

Publicatie : 1999-06-05.


4. Het KB - Kappers

TOP

12 APRIL 1999. - Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 10 november 1998 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de kappers en schoonheidsspecialisten, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzonderheid artikel 42;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 29 januari 1999 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 maart 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen bindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen beslissing van 10 november 1998, genomen door de commissie zoals bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de kappers en schoonheidsspecialisten.
Art. 2. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 12 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
T.VAN PARYS

Bijlage
Overeenkomst inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de kappers en de schoonheidsspecialisten

Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1. In uitvoering van de artikelen 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994 die aan de producenten van fonogrammen en aan de uitvoerende kunstenaars recht geeft op een billijke vergoeding voor de directe of indirecte openbare mededeling van fonogrammen, bepaalt onderhavige overeenkomst het bedrag van de vergoeding dat de kappers en de schoonheidsspecialisten verschuldigd zijn, zoals bepaald in artikel 3.
Art. 2. Het bedrag van de billijke vergoeding is ondeelbaar en in haar geheel verschuldigd door de kapper of de schoonheidsspecialist.
Zij moet vooraf betaald worden op de vervaldagen bepaald door de beheersmaatschappijen of hun mandataris.

Afdeling 2. - Bepalingen
Art. 3. In de zin van deze overeenkomst wordt verstaan onder :
1. Kapper : elke natuurlijke of rechtspersoon wiens regelmatige activiteit bestaat uit het verzorgen van het haar, de baard of de snor van heren en het haar van dames.
Die verzorging omvat onder meer: scheren, knippen van snorren, sikjes, baarden en haar, schroeien, wassen, bleken, verven, golven, permanenten watergolven en de bijbehorende verdere verzorging.
2. Kapsalon : elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal, ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang, dat hoofdzakelijk voor de uitoefening van de onder 1 hierboven bepaalde activiteit bestemd is.
3. Schoonheidsspecialist : elke natuurlijke of rechtspersoon wiens regelmatige activiteit bestaat uit de schoonheidsverzorging van gezichtshuid, handen en voeten of van andere lichaamsgedeelten, door het gebruiken van produkten bestemd tot het handhaven of het verbeteren van het esthetische aspect van het mensenwezen.
4. Schoonheidssalon : elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal, ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang, dat hoofdzakelijk bestemd is voor de uitoefening van onder 3 hierboven omschreven activiteit.
Zonnebankcentra, massagesalons en sauna's vallen niet onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst.
5. Ambachtelijk salon : salon dat wordt uitgebaat door één kapper of één schoonheidsspecialist, eventueel bijgestaan door ofwel één familielid (in rechte lijn) of wel één kapper of schoonheidsspecialist onder leercontract zoals bepaald bij Koninklijk Besluit van 19 december 1966.
6. Professioneel salon : salon dat wordt uitgebaat door een of verschillende kapper(s) of schoonheidsspecialisten, buiten de in 5 hierboven bedoelde gevallen.
7. Beheersmaatschappijen : de collectieve beheersmaatschappijen, vertegenwoordigers van de uitvoerende kunstenaars en van de producenten van fonogrammen of hun mandataris belast met de inning van de billijke vergoeding.
8. Billijke vergoeding : de jaarlijkse vergoeding verschuldigd voor elke rechtstreekse of onrechtstreekse mededeling van fonogrammen.
Onder « jaarlijks » moet worden verstaan de periode die loopt van 1 januari tot 31 december van ieder kalenderjaar.

Afdeling 3. - Billijke vergoeding
Art. 4. Het jaarlijks bedrag van de billijke vergoeding wordt als volgt bepaald in BEF en exclusief BTW :
Soort kapsalon of schoonheidssalon/Bedrag van de billijke vergoeding :
Ambachtelijk : 2 214 BEF
Professioneel : 3 075 BEF
Art. 5. De bedragen vermeld in deze overeenkomst worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van de evolutie van de gezondheidsindex van het verlopen jaar volgens volgende formule :
Basisbedrag x nieuwe index
Basisindex
De basisindex is deze die van kracht is per december 1998.
De nieuwe index is deze die vervolgens per 1 januari van de opeenvolgende jaren van kracht zal zijn.
Wanneer het geïndexeerde bedrag een decimaal vertoont, dan wordt het bedrag naar beneden afgerond.
Art. 6. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt geïnd, op basis van een uitnodiging tot betaling opgesteld door de beheersvennootschappen of hun mandataris.
De kapper of de schoonheidsspecialist die nalaat om de billijke vergoeding binnen een termijn van twintig werkdagen te betalen, dient zonder voorafgaande ingebrekestelling vanaf de datum van de uitnodiging tot betaling een tegen het wettelijk tarief berekende verwijlinterest te betalen, met een minimum van BEF 300. (gewijzigd op basis van het K.B. van 13 november 2000(BS. 19 december 2000))
Art. 7. Wanneer een natuurlijk persoon of een rechtspersoon verschillende kapsalons of schoonheidssalons uitbaat, kan een globale factuur, met vermelding van alle bedragen verschuldigd voor de verschillende gelegenheden aan deze persoon gericht worden.
Art. 8. De kapper of de schoonheidsspecialist die onjuiste gegevens verstrekt, waardoor een lager bedrag wordt betaald dan hetgene dat werkelijk verschuldigd is, dient het verschuldigde resterende saldo te betalen vermeerderd met een tegen het wettelijk tarief berekende verwijlinterest vanaf de datum waarop de uitnodiging tot betaling aan de hand van de onjuiste aangifte werd opgemerkt.
Art. 9. De kapper of de schoonheidsspecialist die, na een eerste herinnering, nalaat de in artikel 11 bedoelde inlichtingen mee te delen binnen de opgelegde termijn, wordt verondersteld een professioneel salon uit te baten die de betaling ten titel van billijke vergoeding rechtvaardigt van BEF 3 075.
Art. 10. Wanneer het kapsalon of het schoonheidssalon voor de eerste maal in de loop van het kalenderjaar opengaat, is voor dat kalenderjaar het bedrag van de billijke vergoeding verschuldigd in verhouding tot het aantal volledige kalendermaanden tot het einde van het jaar.
Art. 10bis. De kapper of schoonheidsspecialist die, in de loop van het kalenderjaar definitief en onherroepelijk de publieke mededeling van fonogrammen stopzet, heeft op zijn aanvraag recht op de terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dat betrekking heeft op de periode van een kalenderjaar na de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen.
De kapper of schoonheidsspecialist die op grond van het vorige lid om de terugbetaling van een gedeelte van de billijke vergoeding verzoekt, moet aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris alle gegevens verstrekken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de publieke mededeing van fonogrammen definitief en onherroepelijk is stopgezet.
De terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dient berekend te worden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen.
De aanvraag tot terugbetaling dient bij de beheersvennootschappen of hun mandataris te worden ingediend binnen een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen. (toegevoegd op basis van het KB. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))

Afdeling 4. - Inlichtingen
Art. 11. Binnen de dertig dagen die volgen op het verzoek van de beheersmaatschappijen of hun mandataris, dient de kapper of de schoonheidsspecialist hen door middel van een speciaal formulier schriftelijk en per salon de volgende inlichtingen te verschaffen :
1° de naam of firmanaam en het adres, het inschrijvingsnummer in het handelsregister, het BTW-nummer, alsook de naam en de hoedanigheid van de persoon die met het dagelijks beheer en het verschaffen van de inlichtingen belast is;
2° het soort salon dat hij uitbaat: ambachtelijk of professioneel, en de plaats van uitbating;
3° of hij muziek uitzendt;
4° de aard van de muziekbron en het soort muziek.
Art. 12. De kapper of de schoonheidsspecialist moet de beheersmaatschappijen of hun mandataris in staat stellen de inlichtingen die ingevolge artikel 11 moeten worden verschaft, na te gaan evenals alle inlichtingen te verzamelen die de verdeling van de rechten mogelijk maken.
De kapper of de schoonheidsspecialist moet de beheersmaatschappijen of hun mandataris andere dan de personen omschreven in artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de nevenrechten, toestaan het kapsalon of het schoonheidssalon op elk ogenblik tijdens de regelmatige openingsuren zonder voorafgaande verwittiging te betreden, maar de voorschriften van het goede beheer van de salons respecterend.

Afdeling 5. - Slotbepaling
Art. 13. Onderhavige overeenkomst wordt afgesloten voor een onbepaalde duur. De tarieven van de billijke vergoeding zijn van toepassing vanaf 1 januari 1999 tot 31 december 2004.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 april 1999.
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS

Publicatie : 1999-06-05.


5. Het KB - Cinema's

TOP

13 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 5 november 1999 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbaters van lokalen voor audiovisuele vertoning en van drive-in(s) evenals door de organisators van festival(s), genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzonderheid artikel 42;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen bindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen beslissing van 5 november 1999, genomen door de commissie zoals bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbaters van lokalen voor audiovisuele vertoning en van de drive-in(s) evenals door de organisators van festival(s).
Art. 2. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 december 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN

Bijlage
Overeenkomst inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbaters van lokalen voor audiovisuele vertoning en van drive-in(s) evenals door de organisators van festival(s)

Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1. In uitvoering van de artikelen 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994 die aan de producenten van fonogrammen en aan de uitvoerende kunstenaars recht geeft op een billijke vergoeding voor de directe of indirecte openbare mededeling van fonogrammen, bepaalt onderhavige overeenkomst het bedrag van de vergoeding dat de uitbaters van een lokaal/lokalen voor audiovisuele vertoning en van drive-in(s), evenals de organisatoren van festival(s), zoals bepaald in artikel 3, verschuldigd zijn.
Art. 2. Het bedrag van de billijke vergoeding is jaarlijks verschuldigd door de uitbater van een lokaal/lokalen voor audiovisuele vertoning of van drive-in(s) of door de organisator van festival(s).
Ze is ondeelbaar en in haar geheel verschuldigd.
Zij moet vooraf betaald worden op de vervaldagen bepaald door de beheersmaatschappijen of hun mandatarissen.

Afdeling 2. - Bepalingen
Art. 3. In de zin van deze overeenkomst wordt verstaan onder :
§ 1. lokaal voor audiovisuele vertoning : elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal, ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang waar hoofdzakelijk en permanent audiovisuele werken vertoond worden.
§ 2. drive-in : elke voor het publiek toegankelijke plaats ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang en zodanig ingericht dat de gemotoriseerde gebruikers vanuit hun wagen de voorstelling van een of meerdere audiovisuele producties in open lucht kunnen bijwonen.
§ 3. festival : elk tijdelijk evenement dat in een voor het publiek toegankelijke plaats georganiseerd wordt dat niet hoofdzakelijk en permanent betrekking heeft op de voorstelling van audiovisuele werken ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang en ter gelegenheid waarvan een of meerdere audiovisuele vertoningen plaatsvinden.
§ 4. uitbater : elke natuurlijke of rechtspersoon die in welke hoedanigheid ook een of meerdere lokalen voor audiovisuele vertoning of een of meerdere drive-ins uitbaat of voor wiens rekening een of meerdere bioscoopzalen of een of meerdere drive-ins uitgebaat worden.
§ 5. festivalorganisator : elke natuurlijke of rechtspersoon die in welke hoedanigheid ook een festival organiseert of voor wiens rekening het festival wordt georganiseerd.
§ 6. beheersmaatschappij : de collectieve beheersmaatschappijen, vertegenwoordigers van de uitvoerende kunstenaars en van de producenten van fonogrammen of hun mandatarissen belast met de inning van de billijke vergoeding.
§ 7. billijke vergoeding : de jaarlijkse vergoeding verschuldigd voor elke rechtstreekse of onrechtstreekse mededeling van fonogrammen. Onder « jaarlijks » moet worden verstaan de periode die loopt van 1 januari tot 31 december van ieder kalenderjaar.

Afdeling 3. - Billijke vergoeding
Art. 4. § 1. Het bedrag van de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbaters van een lokaal/lokalen voor audiovisuele vertoning is vastgesteld op 29 BEF per jaar en per zitplaats.
§ 2. Het bedrag van de billijke vergoeding verschuldigd door de organisatoren van een festival(s) is vastgesteld op 6 BEF per zitplaats en per festival, ongeacht de duur van het festival, met uitzondering van de festivals die georganiseerd worden in de lokalen die hoofdzakelijk voor de voorstelling van audiovisuele werken gebruikt worden en voor dewelke een vergoeding verschuldigd is conform voorgaande alinea.
§ 3. Het bedrag van de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbaters van drive-in(s) is vastgesteld op 20 BEF per jaar en per autostandplaats, voor een uitbating van een duurtijd van meer dan zes maanden. Ingeval de uitbating van een duurtijd van minder dan zes maanden is het bedrag van de billijke vergoeding vastgesteld op 10 BEF per jaar en per autostandplaats. (gewijzigd op basis van het KB. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 5. De bedragen vermeld in deze overeenkomst worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van de evolutie van de gezondheidsindex van het verlopen jaar volgens volgende formule :
Basisbedrag x nieuwe index /Basisindex
De basisindex is deze die van kracht is in december 1998.
De nieuwe index is deze die vervolgens op 1 januari van elk jaar van kracht zal zijn.
Wanneer het geïndexeerde bedrag een decimaal vertoont, dan wordt het bedrag naar beneden afgerond.
Art. 6. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt geïnd, op basis van uitnodiging tot betaling opgesteld door de beheersvennootschappen of hun mandataris. De uitbater of de organisator die nalaat om de billijke vergoeding binnen een termijn van twintig werkdagen te betalen dient zonder voorafgaande ingebrekestelling vanaf de vervaldatum een tegen het wettelijk tarief berekende verwijlinterest te betalen, met een minimum van 300 BEF.
Wanneer een natuurlijk of rechtspersoon één of meerdere lokalen voor audiovisuele voorstelling, drive-ins en/of meerdere festivals uitbaat, kan een globale uitnodiging tot betalen met vermelding van alle bedragen verschuldigd voor de verschillende lokalen aan deze persoon gericht worden. (toegevoegd op basis van het K.B. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 7. De uitbater van een lokaal/lokalen voor audiovisuele voorstelling, van drive-in(s) of de organisator van festival(s) die, na een eerste herinnering, nalaat de in artikel 9 bedoelde inlichtingen mee te delen, wordt verondersteld een voor het publiek toegankelijke plaats uit te baten zoals bepaald in artikel 3, § 1, § 2 of § 3, met een aantal zitplaatsen zoals vermeld in de laatste beschikbare statistieken van de Federatie der Cinema's van België (F.C.B.) of in een andere relevante informatiebron.
De uitbater of de organisator die onjuiste gegevens verstrekt, waardoor een lager bedrag wordt betaald dan hetgene dat werkelijk verschuldigd is, dient het verschuldigde resterende saldo te betalen vermeerderd met een tegen het wettelijk tarief berekende verwijlinterest vanaf de datum waarop de uitnodiging tot betaling aan de hand van de onjuiste aangifte werd opgemerkt.
Art. 8. Wanneer een lokaal/lokalen voor audiovisuele voorstelling voor de eerste maal in de loop van het kalenderjaar opengaan, is voor dat kalenderjaar het bedrag van de billijke vergoeding verschuldigd in verhouding tot het aantal volledige kalendermaanden tot het einde van het jaar.
Art. 8bis De uitbater die, in de loop van een kalenderjaar definitief en onherroepelijk de publieke mededeling van fonogrammen stopzet, heeft op zijn aanvraag recht op de terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dat betrekking heeft op de periode van een kalenderjaar na de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen.
De uitbater die op grond van het vorige lid om de terugbetaling van een gedeelte van de billijke vergoeding verzoekt, moet aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris alle gegevens verstrekken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de publieke mededeling van fonogrammen definitief en onherroepelijk is stopgezet.
De terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dient berekend te worden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen.
De aanvraag tot terugbetaling dient bij de beheersvennootschappen of hun mandataris te worden ingediend binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen (toegevoegd op basis van het K.B. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))

Afdeling 4. - Inlichtingen
Art. 9. De uitbater van lokalen voor audiovisuele vertoning of van drive-in(s) moeten binnen dertig dagen volgend op het verzoek van de beheersvennootschappen of van hun mandataris door middel van een daartoe bestemd formulier voor iedere plaats of voor ieder lokaal bedoeld in artikel 3, § 1 of § 2, volgende gegevens verstrekken :
1. naam of firmanaam, adres, inschrijvingsnummer in het handelsregister, BTW-nummer, alsook de naam en hoedanigheid van de persoon belast met het dagelijks beheer en met de gegevensverstrekking;
2. aantal zitplaatsen of autostandplaatsen die de ruimten bedoeld in artikel 3, § 1, of § 2, bevatten;
3. of er muziek wordt uitgezonden;
4. aard van de muziekbron en soort muziek;
5. datum van aanvang van de uitbating ingeval zulks na 1 januari 1999 heeft plaatsgevonden. »
Art. 9bis De uitbater die de billijke vergoeding voorzien in artikel 4, § 2, verschuldigd is, moet ten minste twintig werkdagen voorafgaand aan de eerste dag van het festival aan de beheersvennootschappen of aan hun mandatarissen door middel van een daartoe bestemd formulier schriftelijk en voor iedere plaats bedoeld in artikel 3, § 3, de volgende gegevens meedelen :
1. naam of firmanaam, adres, inschrijvingsnummer in het handelsregister, BTW-nummer, alsook de naam en hoedanigheid van de persoon belast met het dagelijks beheer en met de gegevensverstrekking;
2. aantal zitplaatsen of autostandplaatsen die de ruimten bedoeld in artikel 3, § 3, bevatten;
3. of er muziek wordt uitgezonden;
4. aard van de muziekbron en soort muziek;
5. datum van aanvang van de uitbating ingeval zulks na 1 januari 1999 heeft plaatsgevonden
Art. 9ter De uitbater die nalaat het houden van een festival aan te geven overeenkomstig artikel 9bis is gehouden tot de betaling van een vermeerdering van 15 % van het bedrag van de billijke vergoeding die hij verschuldigd is krachtens artikel 4, tweede lid, met een minimum van BEF 4 000.
In dat geval, houden de beheersvennootschappen of hun mandataris rekening met het aantal gekende zitplaatsen, en bij gebreke hiervan het veronderstelde aantal zitplaatsen. (toegevoegd op basis van het K.B. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 10. De uitbater van een lokaal/lokalen voor audiovisuele voorstelling en van de drive-in(s), evenals de organisator van festival(s) moeten de beheersmaatschappijen of hun mandataris in staat stellen de inlichtingen die ingevolge artikel 9 moeten worden verschaft, na te gaan evenals alle inlichtingen te verzamelen die de verdeling van de rechten mogelijk maken. De uitbater van een lokaal/lokalen voor audiovisuele voorstelling en van de drive-in(s), evenals de organisator van festival(s) moeten de beheersmaatschappijen of hun mandataris toestaan zonder voorafgaande verwittiging de plaatsen bepaald in artikel 3, § 1, § 2 of § 3 op elk ogenblik tijdens de regelmatige openingsuren gratis te betreden.

Afdeling 5. - Overgangs- en slotbepaling
Art. 11. Huidig akkoord wordt gesloten voor een onbepaalde duur.
De tarieven van de billijke vergoeding zijn geldig vanaf 1 januari 1999 tot 31 december 2004.
De betaling vanaf 1 januari 1999 tot 31 december 2004 van de bedragen verschuldigd bij toepassing van het huidige akkoord bevrijdt zijn debiteur van de betaling van de billijke vergoeding vanaf de inwerkingtreding van het artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 tot 31 december 2004.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 december 1999.
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN


6. Het K.B.- Diensten

TOP

13 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 10 september 1999 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbatingspunten gebruikt voor de promotie, de verkoop of de verhuur van goederen en diensten, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzonderheid artikel 42;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen bindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen beslissing van 10 september 1999, genomen door de commissie zoals bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbatingspunten gebruikt voor de promotie, de verkoop of de verhuur van goederen en diensten.
Art. 2. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 december 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN

Bijlage
Overeenkomst inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbatingspunten gebruikt voor de promotie, de verkoop of de verhuur van goederen en diensten

Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1. In uitvoering van de artikelen 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994 die de producenten van fonogrammen en uitvoerende kunstenaars recht geeft op de betaling van een billijke vergoeding voor de openbare mededeling van fonogrammen, bepaalt deze overeenkomst het bedrag van de genoemde vergoeding voor de directe of indirecte mededeling van fonogrammen in de uitbatingspunten, zoals bepaald onder artikel 3.
Art. 2. De billijke vergoeding is verschuldigd door de uitbater. Zij is in haar geheel verschuldigd en ondeelbaar. Zij moet vooraf worden betaald op de door de beheersmaatschappijen of hun mandataris vastgestelde vervaldagen.

Afdeling 2. - Bepalingen
Art. 3. In de zin van deze overeenkomst wordt verstaan onder :
Uitbatingspunt : Elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang, gebruikt voor de promotie, de verkoop of aanbieding tot verkoop, de verhuring of de onderverhuring de aanbieding tot verhuring of tot onderverhuring, het ruilen of de aanbieding tot ruilen, de aankoop of de aanbieding tot aankoop van goederen of diensten, met uitsluiting van de activiteiten die hoofdzakelijk bestaan uit de verkoop of de aanbieding tot verkoop van materiële roerende goederen en meer algemeen met uitsluiting van de activiteiten vermeld in andere overeenkomsten.
Tijdelijke muziekuitzending : mededeling van muziek in elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal, ongeacht de voorwaarden die gesteld worden aan de toegang waar, ter gelegenheid van om het even welk evenement van tijdelijke aard, een van de activiteiten hernomen onder I hierboven tijdelijk uitgeoefend wordt.
Uitbater : elke natuurlijke of rechtspersoon die in om het even welke hoedanigheid een plaats of lokaal zoals bepaald onder I hierboven uitbaat of voor wiens rekening een plaats of lokaal zoals bepaald onder I hierboven uitgebaat wordt of die, ter gelegenheid van om het even welk evenement van tijdelijke aard, een van de hierboven vermelde activiteiten uitoefent of organiseert.
Beheersmaatschappijen : de collectieve beheersmaatschappijen van nevenrechten, vertegenwoordigers van de uitvoerende kunstenaars en van de producenten van fonogrammen of hun mandatarissen belast met de inning van de bedragen van de billijke vergoeding.
Uitbatingsoppervlakte : de oppervlakte van de plaatsen of lokalen zoals bepaald onder I hierboven waar er een openbare mededeling van fonogrammen plaats vindt.
Billijke vergoeding : de jaarlijkse vergoeding verschuldigd voor elke rechtstreekse of onrechtstreekse mededeling van fonogrammen. Onder jaarlijks verstaat men de periode van 1 januari tot en met 31 december van elk kalenderjaar.
Seizoengebonden uitbatingspunt : elk uitbatingspunt dat meer dan drie opeenvolgende maanden in de loop van een kalenderjaar gesloten is.
Diensten : elke prestatie uitgevoerd voor derden ofwel tegen betaling, vergoeding of honoraria, ofwel gratis.

Afdeling 3. - Billijke vergoeding
Onderafdeling 1. - Tarief van de uitbatingspunten
Art. 4. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt bepaald in functie van de uitbatingsoppervlakte en ongeacht het aantal openingsdagen overeenkomstig het hierna vermeld tarief in BEF exclusief BTW :
zie Tarieven
Indien het een permanente buitenactiviteit betreft, worden de hierboven vermelde bedragen gehalveerd.

Onderafdeling 2. - Tarief voor de tijdelijke muziekuitzending
Art. 5. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt als volgt bepaald in BEF exclusief BTW :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Wanneer de oppervlakte niet kan berekend worden, beroept men zich op het aantal luidsprekers.
zie Tarieven
Elke begonnen periode van 48 uur, tijdens dewelke er een directe of indirecte mededeling van fonogrammen is, is in haar geheel verschuldigd en ondeelbaar.
Zij wordt berekend vanaf het beginuur van de tijdelijke uitoefening van een van de activiteiten bepaald onder artikel 3, 1.
De betaling voor de occasionele uitzending van muziek mag niet hoger zijn dan het tarief dat onder artikel 4 voor eenzelfde oppervlakte voorzien is.

Onderafdeling 3. - Indexering
Art. 6. De bedragen vermeld in deze overeenkomst worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van de evolutie van de gezondheidsindex van het afgelopen jaar volgens volgende formule :
Basisbedrag x nieuwe index/Basisindex
De basisindex is de index van kracht in december 1998. De nieuwe index is deze die vervolgens per 1 januari van elk daarop volgend jaar toegepast zal worden.
Wanneer het geïndexeerde bedrag. uitgedrukt in BEF, een decimaal vertoont, dan wordt het bedrag naar beneden afgerond.

Onderafdeling 4. - Forfaitaire tarificatie
Art. 7. De uitbater die, na een eerste herinnering, nalaat overeenkomstig artikel 10 de elementen mee te delen die nodig zijn voor het opstellen van de billijke vergoeding wordt verondersteld een plaats of een lokaal uit te baten zoals bepaald onder artikel 3, punt 1, met een uitbatingsoppervlakte die de betaling als billijke vergoeding van 18 000 BEF rechtvaardigt.
Art. 7bis. Ten aanzien van de uitbaters die nalaten om overeenkomstig artikel 10bis aangifte te doen van de tijdelijke uitzending van muziek in het kader van een uitbatingspunt, wordt het bedrag van de billijke vergoeding dat zij krachtens de artikelen 5 en 6 verschuldigd zijn, met 15 % verhoogd met een minimum van BEF 4 000.
In dat geval nemen de beheersvennootschappen of hun mandataris voor de berekening van de billijke vergoeding, de gekende oppervlakte en periode in aanmerking, en bij gebreke hieraan de veronderstelde, evenals in voorkomend geval het gekende en bij gebreke hieraan veronderstelde aantal luidsprekers, voor de tijdelijke uitzending van muziek (toegevoegd op basis van het K.B. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))

Onderafdeling 5. - Specifieke tarificatie
Art. 8. Wanneer een uitbatingspunt voor de eerste keer in de loop van het kalenderjaar geopend wordt, zal de billijke vergoeding voor dat kalenderjaar verschuldigd zijn, pro rata het nog tot het einde van het jaar te lopen aantal volledige kalendermaanden.
Art. 8bis Zonder afbreuk te doen aan de artikelen 5 en 9, heeft de uitbater die in de loop van een kalenderjaar definitief en onherroepelijk de publieke mededeling van fonogrammen stopzet, op zijn aanvraag recht op de terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dat betrekking heeft op de periode van een publieke mededeling van fonogrammen.
De uitbater die op grond van het vorige lid om de terugbetaling van een gedeelte van de billijke vergoeding verzoekt, moet aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris alle gegevens verstrekken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de publieke mededeling van fonogrammen definitief en onherroepelijk is stopgezet.
De terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dient berekend te worden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen.
De aanvraag tot terugbetaling dient bij de beheersvennootschappen of hun mandataris te worden ingediend binnen een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de definitieve stopzetting van de publieke mededeling van fonogrammen (toegevoegd op basis van het K.B. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 9. Voor seizoengebonden uitbatingspunten, is het bedrag van de billijke vergoeding gelijk aan het bedrag bepaald door toepassing van artikel 4, gedeeld door 10 en vermenigvuldigd met het aantal volledige kalendermaanden gedurende dewelke het uitbatingspunt geopend is.

Afdeling 4. - Procedure
Onderafdeling 1. - Inlichtingen
Art. 10. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 10bis, moeten de uitbaters van een verkooppunt of een handelsgalerij binnen dertig dagen volgend op het verzoek van de beheersvennootschappen of van hun mandataris door middel van een daartoe bestemd formulier voor ieder verkooppunt of voor iedere handelsgalerij de volgende gegevens verstrekken :
1. naam en/of firmanaam en adres, inschrijvingsnummer in het handelsregister, BTW-nummer, alsook de naam en hoedanigheid van de persoon belast met het dagelijks beheer en met de gegevensverstrekking;
2. of er muziek wordt uitgezonden;
3. nettoverkoopsoppervlakte in m2;
4. aard van de activiteit verricht in het verkooppunt en plaats waar zulks plaatsvindt;
5. aanvangsdatum van de uitbating;
6. aard van de muziekbron waarvoor de billijke vergoeding verschuldigd is, en aard van muziek. (vervangen op basis van het K.B. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 10bis De uitbater moet tenminste vijf werkdagen voorafgaand aan de eerste dag van de tijdelijke uitzending van muziek in het kader van een uitbatingspunt aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris door middel van een daartoe bestemd formulier voor ieder uitbatingspunt de volgende gegevens verstrekken :
- de in artikel 10, punten 1, 2, 3, 4 en 6 bedoelde gegevens;
- duur van de tijdelijke activiteit (aanvangsdatum en -uur, einddatum en -uur);
- in voorkomend geval, aantal luidsprekers.. (toegevoegd op basis van het K.B. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 11. De uitbatingsoppervlakte die gemeld moet worden is de oppervlakte die reeds in gebruik is op 1 januari van het kalenderjaar voor hetwelke de billijke vergoeding verschuldigd is. Voor de uitbatingspunten die voor de 1e maal geopend worden in de loop van het jaar, is de uitbatingsoppervlakte voor het eerste uitbatingsjaar de oppervlakte bij het starten van de activiteit.

Onderafdeling 2. - Betaling van de billijke vergoeding
Art. 12. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt geïnd door middel van een door de beheersvennootschappen of hun mandataris opgestelde uitnodiging tot betalen.
Art. 13. Wanneer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon verschillende uitbatingspunten uitbaat, kan een globale uitnodiging tot betaling, met de vermelding van alle verschuldigde bedragen aan deze persoon gericht worden.
Art. 14. De uitbater die nalaat de billijke vergoeding te betalen binnen een termijn van twintig werkdagen zal, zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling, onderworpen worden aan de nalatigheidsintresten berekend volgens het wettelijk van kracht zijnde tarief vanaf de vervaldag met een minimum van 300 BEF.

Afdeling 5. - Controle
Art. 15. De uitbater die onjuiste elementen meedeelt, ten gevolge van dewelke hij een lager bedrag betaalt dan hij in werkelijkheid moet, zal het resterende saldo vermeerderd met nalatigheidsinteresten moeten betalen. Deze interesten worden aan het wettelijke percentage berekend vanaf de datum van de uitnodiging tot betalen die op basis van een onjuiste verklaring opgesteld werd.
Art. 16. (opgegeven op basis van het K.B. van 13 november 2000 (BS. 19 december 2000))
Art. 17. De uitbater moet de beheersmaatschappij of haar mandataris toelaten de inlichtingen die in uitvoering van artikel 10 moeten overgemaakt worden na te gaan, evenals de inlichtingen te verzamelen die de repartitie van de rechten toelaat.
De uitbater moet de beheersmaatschappij of aan haar mandataris andere dan de personen omschreven in artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de nevenrechten toelaten de uitbatingspunten te betreden op elke ogenblik tijdens de regelmatige openingsuren van deze uitbatingspunten zonder voorafgaande verwittiging, maar de voorschriften voor het goede beheer van de uitbatingspunten respecterend.
Indien de beheersmaatschappij of naar mandataris wenst het uitbatingspunt te betreden buiten de normale openingsuren, dan moet zij schriftelijk een aanvraag indienen, ten minste 8 dagen voor de bezoekdatum.

Afdeling 6. - Overgangsbepaling
Art. 18. De onderhavige overeenkomst wordt toegepast vanaf 8 juli 1996.
Voor de uitbaters die hun activiteit aangevangen hebben voor 1 januari 1998 zal de billijke vergoeding, verschuldigd voor de periode van 8 juli 1996 tot 31 december 1997, forfaitair verminderd worden tot 50 % van de jaarlijkse billijke vergoeding voorzien in artikel 4. Deze betaling evenals de betaling voor het jaar 1998 zijn samen met de uitnodiging tot betalen voor 1999 opeisbaar.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 december 1999.
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN


7. Het K.B.- Polyvalente zalen, jeugdhuizen, culturele centra, tijdelijke activiteiten binnen en buiten

TOP

8 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 5 november 2001 inzake de billijke vergoeding verschuldigd voor de mededeling van fonogrammen in polyvalente zalen, jeugdhuizen en culturele centra evenals bij gelegenheid van tijdelijke activiteiten binnen en buiten, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzonderheid op artikel 42;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen bindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen beslissing van 5 november 2001, inzake de billijke vergoeding verschuldigd voor de mededeling van de fonogrammen in polyvalente zalen, jeugdhuizen en culturele centra evenals bij gelegenheid van tijdelijke activiteiten binnen en buiten, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.
Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 november 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN

Bijlage
Beslissing van 5 november 2001 inzake de billijke vergoeding verschuldigd voor de mededeling van fonogrammen in polyvalente zalen, jeugdhuizen en culturele centra evenals bij gelegenheid van tijdelijke activiteiten binnen en buiten, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten
Overwegende dat overeenkomstig artikel 46, 3° van de wet van 30 juni 1994, de billijke vergoeding niet van toepassing is op kosteloze privé-uitvoeringen in familiekring of in het kader van schoolactiviteiten;
Dat men onder « schoolactiviteiten » dient te verstaan, activiteiten van onderwijs en opleiding, inzonderheid op het stuk van tewerkstelling, socioprofessionele beroepsopleiding en integratie; dat het betreft activiteiten van al dan niet gesubsidieerde openbare of private onderwijsinstellingen, die al dan niet diploma's uitreiken, al dan niet tot de verenigingssector behoren en al dan niet gericht zijn op tewerkstelling, alsook om enig ander type van instelling of voorziening, zulks op voorwaarde dat daadwerkelijk onderwijs of opleiding wordt verstrekt; dat, onder « schoolactiviteiten » zoals hierboven gedefinieerd, wordt niet verstaan, de vermaak- en ontspanningsactiviteiten, welke ook de opvoedkundige waarde is;
Overwegende dat bij gebrek aan bepalingen binnen deze beslissing, de relevante bepalingen van de andere beslissingen, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, van toepassing zullen zijn indien de activiteiten binnen hun toepassingsgebied vallen;
De commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, neemt de volgende beslissing aan :

Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1. In uitvoering van de artikelen 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994, die aan de producenten van fonogrammen en aan de uitvoerende kunstenaars recht geeft op een billijke vergoeding voor de openbare mededeling van fonogrammen, wordt het bedrag van deze billijke vergoeding voor de directe of indirecte mededeling van fonogrammen voor de plaatsen en activiteiten die in de onderhavige overeenkomst worden beoogd.
Art. 2. De billijke vergoeding is in haar geheel en ondeelbaar verschuldigd en zij moet vooruit worden betaald.

Afdeling 2. - Definities
Art. 3. In de onderhavige overeenkomst wordt verstaan onder :
- Uitbater : elke natuurlijke of rechtspersoon die, al dan niet voor eigen rekening en in welke hoedanigheid ook, een uitbating zoals bepaald in artikel 4 uitbaat, of tijdelijk of permanente activiteiten in eigen lokalen of in een plaats zoals bepaald in artikel 4, uitoefent.
- Beheersvennootschappen : de collectieve beheersvennootschappen die de uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen alsook de collectieve beheersvennootschappen die de producenten van fonogrammen vertegenwoordigen, of hun mandataris die belast wordt met het innen van de billijke vergoeding.
- Billijke vergoeding : de jaarlijkse vergoeding verschuldigd voor elke directe of indirecte mededeling van fonogrammen. Onder jaarlijks moet worden verstaan : de periode die loopt van 1 januari tot 31 december van ieder kalenderjaar.
- Verantwoordelijke van de zaal : de eigenaar, verhuurder, concessiehouder of elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, privaat of publiek, die alleen of gezamenlijk handelt, ongeacht de wijze, kosteloos of tegen een vergoeding, één of meer polyvalente zalen verhuurt aan of ter beschikking stelt van verschillende natuurlijke personen of rechtspersonen, zodat zij occasioneel een activiteit kunnen organiseren die valt onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst.
- Gebruiker van de zaal : de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een polyvalente zaal wordt verhuurd, of ter beschikking wordt gesteld om er, ongeacht de wijze, kosteloos of tegen een vergoeding, occasioneel een activiteit te organiseren die valt onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst of van andere overeenkomsten, goedgekeurd door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.
- Tijdelijke binnenactiviteit : een activiteit van tijdelijke aard, die valt onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst, en die werd uitgeoefend in dezelfde ruimte of, indien er meerdere ruimten zijn, in hetzelfde complex van zalen, wie ook de gebruikers zijn.
- Dansactiviteit : elke activiteit die een aan het dansen aangepaste inrichting en/of aangepast materiaal vergt, waaronder op niet-beperkende en niet-cumulatieve wijze een aangepaste dansvloer, muziekinstallatie, verlichtingsinstallatie of decoratie wordt verstaan.
- Verantwoordelijke van het jeugdhuis : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die onder eender welke hoedanigheid het jeugdhuis beheert.
- Tijdelijke activiteit in open lucht : een activiteit die valt onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst die plaatsvindt in open lucht, of binnen een niet door een vaste dakconstructie beschermde plaats of lokaliteit, die buiten geplaatst is ter gelegenheid van om het even welke gebeurtenis van voorbijgaande aard.
- Activiteiten « zonder drank » : activiteiten die voor het publiek toegankelijk zijn, en waar geen dranken en/of maaltijden aangeboden worden of genuttigd kunnen worden uitgezonderd indien het een marginaal gebruik betreft zoals bijvoorbeeld (niet limitatief) een drankenautomaat zonder verdere infrastructuur.
- Activiteiten « met drank » : activiteiten die voor het publiek toegankelijk zijn, en waar maaltijden en/of dranken voor consumptie al dan niet ter plaatse worden bereid en/of opgediend, en dit zelfs gratis aangeboden worden.
- Activiteit « met dans » : activiteiten die voor het publiek toegankelijk zijn, en waar kan gedanst worden.

Art. 4. Definities betreffende de plaats.
In de onderhavige overeenkomst wordt verstaan onder :
- Polyvalente zaal : vaste ruimte in een gebouw waarin gedurende het kalenderjaar diverse activiteiten plaatsvinden die ressorteren onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst, en die georganiseerd worden door verschillende personen, andere dan de verantwoordelijke van de zaal, wiens tussenkomst zich beperkt tot de verhuur of de terbeschikkingstelling van de zaal en de materiële toebehoren ervan.
- Jeugdhuis : het lokaal of de lokalen van het gebouw waar permanent activiteiten plaatsvinden van jeugdcentra, jeugdhuizen, jeugdclubs, jeugddiensten en jeugdateliers, zoals bedoeld in de zin van punt 8 van artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 december 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 oktober 1993 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector.
- Cultureel centrum : het lokaal of de lokalen van het gebouw waar permanent activiteiten plaatsvinden van de culturele centra of van elke organisatie die een vergelijkbare socioculturele activiteit uitoefent en daar ruimten voor ter beschikking stelt.

Afdeling 3. - Tarieven
Art. 5. Basistarief.
§ 1. Elkeen die op regelmatige basis activiteiten « zonder drank », zoals bepaald in artikel 3, organiseert, waarbij muziek wordt afgespeeld, wordt gemachtigd de vastgestelde billijke vergoeding jaarlijks en vooraf, op de volgende wijze te betalen exclusief BTW voor deze activiteiten en de lokalen die ze gebruiken :
Zie : Tarieven
Basisindex december 1998.
Geïndexeerde tarieven voor het refertjaar 2001.
§ 2. Wanneer een jaarrarief wordt betaald, moet de totale oppervlakte (van muur tot muur) van de ruimte waar muziek wordt afgespeeld, aangegeven worden. Het dat sommige activiteiten tijdens het jaar slechts een beperkt gedeelte van deze ruimte in gebruik nemen, geeft geen aanleiding tot een vermindering van het jaartarief.

Art. 6. Tarieven jeugdhuizen.
§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 5, wordt de verantwoordelijke van het jeugdhuis gemachtigd de billijke vergoeding te betalen overeenkomstig de onderstaande nadere regels. § 2. In afwijking van artikel 12, is de verantwoordelijke van het jeugdhuis gemachtigd de vastgestelde billijke vergoeding jaarlijks en vooraf, op de volgende wijze te betalen exclusief BTW :
Zie : Tarieven
Basisindex december 1998.
Geïndexeerde tarieven voor het refertjaar 2001.
§ 3. De betaling van de billijke vergoeding door de verantwoordelijke van het jeugdhuis bevrijdt zowel hem als andere personen die in het jeugdhuis eigen activiteiten organiseren, van hun betalingsverplichtingen krachtens deze overennkomst of krachtens andere overeenkomsten, goedgekeurd door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.

Art. 7. Tarieven polyvalente zalen.
§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 5, wordt de verantwoordelijke van de zaal gemachtigd de forfaitair vastgestelde billijke vergoeding jaarlijks en vooraf, op de volgende wijze te betalen exclusief BTW :
Zie : Tarieven
Basisindex december 1998.
Geïndexeerde tarieven voor het refertjaar 2001.
§ 2. In afwijking van artikel 12, is er nader bepaald dat, indien de verantwoordelijke van de zaal verschillende polyvalente zalen (gezamenlijk of afzonderlijk) in hetzelfde gebouw verhuurt of ter beschikking stelt van de gebruikers, het voornoemd tarief voor elke zaal afzonderlijk (niettegenstaande de mogelijkheid om ze gezamenlijk aan te wenden) of gezamenlijk zal worden toegepast, naargelang de verklaring van de verantwoordelijke van de zaal.
§ 3. De betaling van de billijke vergoeding door de verantwoordelijke van de zaal overeenkomstig voormeld tarief gebeurt respectievelijk voor rekening van elkeen van de gebruikers van de polyvalente zaal, in hun hoedanigheid van uitbater in de zin van eze overeenkomst, voor de occasionele activiteiten georganiseerd in de polyvalente zaal gedurende het kalender jaar.
Voormelde betaling bevrijdt de gebruiker van de polyvalente zaal van de betalingsplichten die op hem rusten krachtens deze overeenkomst of elke andere overeenkomst goedgekeurd door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. Niettegenstaande hetgeen voorafgaat, is de gebruiker van de polyvalente zaal die deze gebruikt om er een activiteit of manifestatie te organiseren die kadert binnen zijn permanente activiteiten, meer bepaald omwille van de menigvuldigheid van plaatsen waar hij dergelijke activiteiten of manifestaties organiseert, niet door betaling van bovenvermeld forfaitair bedrag bevrijd van de verplichtingen die op hem rusten krachtens deze overeenkomst of krachtens andere overeenkomsten, goedgekeurd door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.

Art. 8. Tarieven culturele centra.
§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 5, wordt de verantwoordelijke van het cultureel centrum gemachtigd de billijke vergoeding te betalen overeenkomstig de onderstaande nadere regels. De culturele centra kunnen bovendien gebruik maken van de tarieven voor polyvalente zalen.
§ 2. De verantwoordelijke van het cultureel centrum is gemachtigd de forfaitair vastgestelde billijke vergoeding jaarlijks en vooraf, op de volgende wijze te betalen exclusief BTW :
Zie : Tarieven
Basisindex december 1998.
Geïndexeerde tarieven voor het refertejaar 2001.
§ 3. In afwijking van artikel 12, mogen per soort tarief de oppervlaktes van de verschillende ruimtes gecumuleerd worden.
§ 4. Artikel 7, §§ 2 en 3 wordt naar analogie toegepast

Art. 9. Tarieven tijdelijke binnenactiviteiten.
§ 1. De tarieven worden bepaald door de hoofdactiviteit die plaatsvindt in de ruimte waaronder men op niet-limitatieve wijze een hal of een zaal verstaat. Heeft dezelfde activiteit in verschillende ruimtes plaats, dan mogen de oppervlaktes van deze ruimtes opgeteld worden. De tarieven worden bepaald per begonnen periode van 24 of 48 uur volgend op het aanvatten van de activiteit.
§ 2. De tarieven voor de activiteiten « met dans » houden ook rekening met de « inkomprijs » : deze « inkomprijs » is gelijk aan de hoogste inkomprijs die voor de activiteit aangerekend wordt.
§ 3. De oppervlakte van de ruimte wordt gemeten van « muur tot muur ». Indien slechts een gedeelte van een hal of zaal gebruikt wordt dan is de oppervlakte die in aanmerking moet genomen worden de oppervlakte van het gedeelte dat door de organisator bedoeld wordt om gebruikt te worden voor de activiteit. Dit zal afgeleid worden uit feitelijke tekenen zoals het gebruik van verplaatsbare wanden of gordijnen, het plaatsen van afsluitingen en dergelijke.
Zie : Tarieven
Basisindex december 1998.
Geïndexeerde tarieven voor het refertejaar 2001.
Zie : Tarieven
Basisindex december 1998.
Geïndexeerde tarieven voor het refertejaar 2001.

Art. 10. Tarieven tijdelijke activiteiten in open lucht.
De hieronder tarieven worden bepaald per begonnen periode van 24 of 48 uur volgend op het aanvatten van de activiteit.
Zie : Tarieven
Tarieven « zonder drank » en « met drank » : basisindex december 1998.
Geïndexeerde tarieven voor het refertejaar 2001.
Tarieven « met dans » : basisindex december 2000.
Geïndexeerde tarieven voor het refertejaar 2001.
(*) Voor het tarief « zonder drank » zal men, wanneer de oppervlakte niet kan berekend worden, zich beroepen op het aantal luidsprekers.

Afdeling 4. - Indexering
Art. 11. De in de onderhavige overeenkomst vermelde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van de evolutie van de gezondheidsindex van het voorbije jaar volgens de volgende formule.
basisbedrag x nieuwe index/basisindex
De basisindex is vermeld bij elke tarieftabel. De nieuwe index is deze die telkens per 1 januari van de volgende jaren van kracht zal zijn.

Afdeling 5. - Bijzondere tariefmaatregelen

Art. 12. Indien in de verschillende plaatsen of lokaliteiten met een permanente oppervlakte binnen éénzelfde uitbating verschillende muziek afkomstig van verschillende geluidsbronnen wordt uitgezonden, dan wordt de billijke vergoeding voor elk van deze plaatsen of lokaliteiten afzonderlijk berekend.
Art. 13. Indien in de verschillende plaatsen of lokaliteiten met een permanente oppervlakte binnen éénzelfde uitbating tegelijkertijd of afwisselend dezelfde muziek afkomstig van dezelfde geluidsbron wordt uitgezonden, dan worden de betrokken permanente oppervlakten voor de berekening van de vergoeding samengeteld.
Art. 14. Niettegenstaande artikel 2, heeft de uitbater die in de loop van een kalenderjaar de openbare mededeling van fonogrammen definitief en onherroepelijk stopzet, recht, op zijn verzoek, op de terugbetaling van de billijke vergoeding die betrekking heeft op de periode van het kalenderjaar na het definitieve stopzetten van de openbare mededeling van fonogrammen.
De uitbater die op grond van het vorige lid om terugbetaling van een gedeelte van de billijke vergoeding verzoekt, moet aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris alle gegevens verstrekken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de openbare mededeling van fonogrammen werkelijk definitief en onherroepelijk is stopgezet.
De terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding wordt berekend vanaf de eerste dag die volgt op de datum van definitieve stopzetting van de openbare mededeling van fonogrammen. Het verzoek om terugbetaling dient te worden ingediend bij de beheersvennootschappen of bij hun mandatarissen binnen de zes maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van definitieve stopzetting van de openbare mededeling van fonogrammen.

Art. 15. Voor de uitbatingen waarin in de loop van een kalenderjaar voor de eerste maal een openbare mededeling van fonogrammen wordt gegeven, zal voor dat kalenderjaar een billijke vergoeding verschuldigd zijn in verhouding tot het aantal volledige kalendermaanden dat er een openbare mededeling van fonogrammen is gegeven.

Afdeling 6. - Procedure
Onderafdeling 1. - Inlichtingen

Art. 16. § 1. Om het in de artikelen 5 en 6 bedoelde tarief te kunnen genieten, moet de verantwoordelijke van het jeugdhuis of de debiteur bedoeld in artikel 5 :
a) daartoe een schriftelijke aanvraag indienen bij de beheersvennootschappen of bij hun lasthebber;
b) de volgende gegevens meedelen :
1° de naam of de benaming van de verantwoordelijke van het jeugdhuis of van de debiteur, evenals zijn adres en de naam en de hoedanigheid van de persoon belast met het dagelijks beheer en de gegevensverstrekking;
2° het adres van het jeugdhuis of van de plaats bedoeld in artikel 5, en de respective oppervlakte in vierkante meter toegankelijk voor het publiek in het kader van de activiteiten ongeacht de toegangsvoorwaarden;
3° of er in het jeugdhuis of in de plaats bedoeld in artikel 5, al dan niet dansactiviteiten worden georganiseerd;
4° de bron en de soort van muziek die in het jeugdhuis of in de plaats bedoeld in artikel 5, gewoonlijk aan het publiek ten gehore wordt gebracht;
c) zoals hierboven gesteld, het vastgestelde bedrag van de billijke vergoeding betalen alsof hij uitbater was in de zin van deze overeenkomst;
d) zich ertoe verbinden de organisator van activiteiten in het jeugdhuis of in de plaats bedoeld in artikel 5, op de hoogte te brengen van zijn rechten en verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst;
e) iedere belanghebbende persoon ervan in kennis stellen dat, wanneer hij een voor het publiek toegankelijke manifestatie (in de zin van de bepalingen van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten) organiseert, hij zich moet onderwerpen aan de controle door de beheersvennootschappen of hun lasthebber, zoals georganiseerd door deze overeenkomst;
f) zich er schriftelijk toe verbinden tegenover de beheersvennootschappen of hun mandataris voormelde bepalingen te respecteren.
§ 2. Om het in artikel 7 of artikel 8 bedoelde tarief te kunnen genieten, moet de verantwoordelijke van de zaal of het culturele centrum :
a) daartoe een schriftelijke aan vraag indienen bij de beheersvennootschappen of hun lasthebber;
b) de volgende gegevens meedelen :
1° zijn naam of benaming en zijn adres, evenals de naam en de hoedanigheid van de persoon belast met het dagelijks beheer en de gegevensverstrekking;
2° het adres van de polyvalente za(a)l(en) of het culturele centrum en de respectieve oppervlakte in vierkante meter;
3° verduidelijken of in de polyvalente za(a)l(en) of in het culturele centrum al dan niet activiteiten worden georganiseerd waarbij maaltijden worden geserveerd en/of dansactiviteiten worden uitgeoefend;
4° de bron en de soort van muziek die er gewoonlijk aan het publiek ten gehore wordt gebracht;
c) zoals hierboven gesteld, het vastgestelde bedrag van de billijke vergoeding betalen alsof hij uitbater was in de zin van deze overeenkomst;
d) zich ertoe verbinden de gebruiker van de polyvalente zaal of het culturele centrum mee te delen dat hij de billijke vergoeding al dan niet betaalt overeenkomstig de bepalingen van huidig artikel en hem op de hoogte te brengen van zijn rechten en verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst;
e) zich er schriftelijk toe verbinden tegenover de beheersvennootschappen of hun mandataris voormelde bepalingen te respecteren.

Art. 17. De uitbater moet aan de beheersmaatschappijen of hun mandatarissen ten minste vijf werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de tijdelijke binnenactiviteit of de tijdelijke activiteit in open lucht, waarbij er een mededeling aan het publiek is van muziek, door middel van een daartoe bestemd formulier voor deze activiteit ten minste de volgende gegevens verstrekken :
1. naam en adres van de uitbater en/of de inrichter, alsook de naam en hoedanigheid van de natuurlijke persoon die met het dagelijks beheer en het verstrekken van inlichtingen belast is;
2. de oppervlakte in m2;
3. de aard van de muziekbron;
4. de soort muziek;
5. plaats waar de tijdelijke binnenactiviteit of de tijdelijke activiteit in open lucht wordt uitgebaat;
6. de datum en het aantal dagen waarop de tijdelijke binnenactiviteit of de tijdelijke activiteit in open lucht wordt uitgebaat;
7. aard van de tijdelijke binnenactiviteit of van de tijdelijke activiteit in open lucht : activiteit zonder drank, met drank, activiteit met dans, en in voorkomend geval, de inkomprijs.

Onderafdeling 2. - Betaling
Art. 18. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt geïnd door middel van een door de beheersvennootschappen of hun mandataris opgestelde uitnodiging tot betaling.
Art. 19. Wanneer een natuurlijke of rechtspersoon verschillende in artikel 4 vermelde uitbatingen heeft, kan voor elke uitbating een afzonderlijke uitnodiging tot betaling aan de betrokken uitbater verstuurd worden.
Art. 20. De uitbater die nalaat om de billijke vergoeding binnen een termijn van twintig werkdagen te betalen, dient zonder voorafgaande ingebrekestelling vanaf de datum van de uitnodiging tot bepaling een tegen het wettelijk tarief berekende verwijlinterest te betalen, met een minimum van 7,44 euro.
Art. 21. De uitbater die onjuiste gegevens verstrekt, waardoor een lager bedrag wordt betaald dan hetgeen werkelijk verschuldigd is, dient het verschuldige resterende saldo te betalen vermeerderd met een tegen het wettelijk tarief berekende verwijlinterest vanaf de datum waarop de uitnodiging tot betaling aan de hand van de onjuiste aangifte werd opgemaakt.

Afdeling 7. - Controle

Art. 22. De uitbater moet de beheersvennootschappen of hun mandataris in staat stellen de in artikel 16 bedoelde inlichtingen te controleren, evenals alle inlichtingen te verzamelen die de verdeling van de rechten mogelijk maken.
Daartoe moet de uitbater de beheersvennootschappen of hun mandataris, andere dan de personen omschreven in artikel 74 van de wet van 30 juni 1994, toestaan om kosteloos de uitbatingen zoals omschreven in artikel 4, alsook tijdelijke binnenactiviteiten en activiteiten in open lucht, te betreden tijdens de openingsuren, teneinde de juistheid van de verstrekte inlichtingen te controleren.

Afdeling 8. - Forfaitair tarief
Art. 23. De uitbater die nalaat om overeenkomstig artikel 16 zijn aanvraag in te dienen, wordt geacht een inrichting uit te baten zoals bedoeld in artikel 28 van de beslissing van 23 oktober 1998 betreffende de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbatingen die logies aanbieden en/of maaltijden en/of dranken bereiden en/of opdienen, evenals door discotheken/dancings, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 april 1999, indien hij binnen het toepassingsgebied van voormelde beslissing valt.
Art. 24. Ten aanzien van uitbaters die nalaten om overeenkomstig artikel 17 aangifte te doen van de tijdelijke binnenactiviteit of van de tijdelijke activiteit in open lucht wordt het bedrag van de billijke vergoeding dat zij krachtens artikelen 9 en 10 verschuldigd zijn, met 15 % verhoogd met een minimum van 99,16 euro.
Voor de berekening van de billijke vergoeding, dienen de beheersvennootschappen of hun mandataris de oppervlakte en de duur van de gekende periode in acht nemen, en bij gebrek hieraan de veronderstelde, hier de tijdelijke binnenactiviteit of de tijdelijke activiteit in open lucht.

Afdeling 9. - Opheffingsbepaling
Art. 25. Artikel 11bis van de beslissing van 23 oktober 1998 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door uitbaters die logies aanbieden en/of maaltijden en/of dranken bereiden en/of opdienen evenals door discotheken/dancings, goedgekeurd door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, ingevoegd bij beslissing van 30 juni 2000 algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 september 2000, wordt opgeheven.

Afdeling 10. - Wijzigingsbepaling
Art. 26. In artikel 4 van de beslissing van 10 september 1999 genomen door de commissie zoals bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de uitbatingspunten gebruikt voor de promotie, de verkoop of de verhuur van goederen en diensten, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 december 1999, wordt een tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt :
« Indien het een permanente buitenactiviteit betreft, worden de hierboven vermelde bedragen gehalveerd. »
Art. 27. In artikel 4 van de beslissing van 10 november 1998 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de verkooppunten en handelsgalerijen, genomen door de commissie zoals bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 april 1999, wordt een tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt :
« Indien het een permanente buitenactiviteit betreft, worden de hierboven vermelde bedragen gehalveerd. »

Afdeling 11. - Slotbepalingen
Art. 28. De onderhavige overeenkomst wordt aangenomen voor een onbepaalde duur.
De tarieven beoogd in artikel 5 gelden vanaf 8 juli 1996. Voor de personen beoogd in artikel 5, die hun activiteit aangevangen hebben voor 1 januari 1998 zal de billijke vergoeding, verschuldigd voor de periode van 8 juli 1996 tot 31 december 1997, forfaitair verminderd worden tot 50 % van de jaarlijkse billijke vergoeding voorzien in artikel 5.
De tarieven beoogd in de artikelen 6 en 8 gelden van 1 januari 1999 tot 31 december 2004.
De tarieven beoogd in artikel 7 gelden vanaf 1 januari 2002.
De tarieven beoogd in de artikelen 9 en 10 gelden vanaf 1 december 2001.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 november 2001.
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN


8. Het K.B.- Radio-omroepen

TOP

Bijlage

Beslissing van 10 februari 2003 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de radio-omroepen, genomen door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten



Afdeling 1. Toepassingsgebied

Art. 1. Onderhavige overeenkomst wordt afgesloten in toepassing van artikels 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994 met betrekking tot het auteursrecht en de naburige rechten, die aan de producenten en de uitvoerende kunstenaars het recht op een billijke vergoeding toekent voor de uitzending via radio van fonogrammen

Art. 2. Onderhavige overeenkomst is van toepassing op de radio-omroepen met uitzondering van de schoolradio's, zoals omschreven in artikel 4.

Art. 3. Zonder afbreuk te doen aan hetgeen in artikel 10 is bepaald, is de billijke vergoeding ondeelbaar. Ze is in haar geheel verschuldigd en moet op voorhand worden betaald op de vervaldagen bepaald door de beheersmaatschappijen of hun mandatarissen

Afdeling 2. Definities

Art. 4
. In de zin van onderhavige overeenkomst verstaat men onder:

1°. Radio-uitzending : elke uitzending van geluid via een draadloos systeem, dat unidirectioneel en van punt tot multipunt is, opdat het publiek dit op het Belgisch grondgebied zou kunnen ontvangen. De radiofonische programma's of gedeelten van radiofonische programma's waarvoor de radio-omroep een door de luisteraar betaalde vergoeding zou ontvangen, wordt van onderhavige overeenkomst uitgesloten.

2°. Radio-omroep : elke natuurlijke of rechtspersoon die een omroepactiviteit uitoefent.

3°. Gemeenschapsradio: de radio-omroep die een zendvergunning heeft verkregen voor het grondgebied van ten minste één Gemeenschap of die een omroep-activiteit uitoefent voor het grondgebied van ten minste één Gemeenschap.

Wordt gelijkgesteld met een Gemeenschapsradio, de radio-omroepen waarvan de werking van uitzenden in FM wordt te weeg gebracht door tussenkomst van minstens twee zenders, wanneer deze beantwoorden aan een van de volgende criteria:

-ze zenden uit of kondigen hun programma aan onder een identieke benaming, niettegenstaande eventuele regionale afsplitsingen;

-ze opereren naar het publiek toe onder hetzelfde merk, uithangbord of maatschappelijke of commerciële benaming krachtens een franchisecontract, een samenwerkings- en/of dienstenakkoord.

 
4°. Lokale radio-omroep: de radio-omroep waarvan de uitzendactiviteiten in FM door middel van een unieke zender gebeuren.

5° Schoolradio: de radio die door een door een van de gemeenschappen georganiseerd of gesubsidieerd lager of middelbaar onderwijsinrichting uitgebaat is, en die door deze gemeenschap erkend is met toelating tot het radio-uitzenden.

 
6° °. Fonogram : elke louter sonore vastlegging van geluiden die van een vertolking of van andere geluiden afkomstig is.

7° . Uren muziek : het aantal uren dat fonogrammen worden uitgezonden en waarvoor in uitvoering van artikels 41 en 42 van de wet van 30 juni 1994 met betrekking tot het auteursrecht en de naburige rechten een vergoeding is verschuldigd.

8° °. Financiële middelen van de radio-omroep: de inkomsten verbonden aan de omroepactiviteit van de radio-omroep. Zij omvatten onder meer de subsidies, de dotaties, de toelagen, de reclame- en sponsoringsinkomsten, evenals de giften en bijdragen met uitzondering van de ruil van reclame-boodschappen.
Onder reclame-inkomsten wordt verstaan, het geheel van de aan de adverteerders gefactureerde sommen voor de uitzending van hun reclameboodschappen, voor de aftrek van kosten en commissies onder andere van de reclameregie.

De in deze bepaling bepaalde inkomsten worden globaal in aanmerking genomen voor het geheel van de omroepactiviteiten van de radio-omroep, of zij al dan niet rechtstreeks door de radio-omroep of onrechtstreeks door een andere organisme voor rekening van de radio-omroep worden geïnd.

Als er verschillende radio-omroep programma's zijn, worden de financiële inkomsten voor het bepalen van de prijs van het muziekuur per radio-omroep programma berekend.

In het geval waarin het specifieke gedeelte van de dotaties of toelagen ontvangen door de radio-omroep voor zijn activiteiten van radio- en televisie-uitzending bestemd voor de financiering van zijn radio-activiteiten niet kan gecertifieerd worden, wordt dat deel forfaitair berekend als volgt: gehele bedrag van de dotatie of toelage x 20%; het bekomen bedrag wordt vervolgens in gelijke delen verdeeld over elk van de radionetten uitgebaat door de radio-omroep en opgeteld bij de andere inkomsten van het net.

9° . Publiek: samengevoegd aantal luisteraars van een radio-omroep, gewogen door de luisterduur van haar luisteraars, zijnde het ogenblikkelijk gewogen bereik (OGB), berekend op radioprogramma’s die worden uitgezonden van 05 u tot 05 u. De cijfers worden gegeven door de enquête CIM

 
10°. Beheersvennootschap: de collectieve beheersvennootschappen die de producenten van fonogrammen en de uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen, of hun mandataris gelast met de inning van de billijke vergoeding.

11°. Billijke vergoeding: de jaarlijkse vergoeding verschuldigd voor de uitzending van fonogrammen via de omroep. Onder "jaarlijks" dient de periode van 1 januari tot en met 31 december van elk kalenderjaar worden begrepen.

 
Afdeling 3. Gebruik van fonogrammen

Art. 5.
Onderhavige overeenkomst heeft enkel betrekking op de uitzending van fonogrammen door middel van radio, met uitsluiting van de mededeling op een openbare plaats van radioprogramma's waarin de fonogrammen worden gebruikt.

Afdeling 4. Billijke vergoeding

Onderafdeling 4.1. Billijke vergoeding van toepassing op de lokale radio-omroepen

 
Art. 6.
De jaarlijkse billijke vergoeding verschuldigd door de lokale radio-omroepen wordt berekend op basis van het aantal luisteraars, door het aantal luisteraars dat bepaald wordt overeenkomstig artikel 4.9° te vermenigvuldigen met een coëfficiënt van 4 EUR per luisteraar.

Zij kan evenwel niet minder bedragen dan 400 EUR.

De jaarlijkse billijke vergoeding verschuldigd door de lokale radio-omroepen die niet in de CIM-studie vermeld zijn, wordt forfaitair vastgelegd op 400 EUR.

 
Onderafdeling 4.2. Billijke vergoeding van toepassing op de Gemeenschapsradio’s …

 
Art. 7
. De jaarlijkse billijke vergoeding verschuldigd door de Gemeenschapsradio’s wordt berekend in functie van het jaarlijks aantal uren muziek en in functie van publiek volgens de modaliteiten van art 8, §1 et §2.

 
Art 8. §1 Het bedrag van de billijke vergoeding verschuldigd door de Gemeenschapsradio wordt als volgt berekend: A- jaarlijks aantal uren beschermde muziek vermenigvuldigd met een prijs die varieert naargelang de hoogte van de financiële middelen van de radio-omroep volgens het schema in artikel 8bis aan deze beslissing (resultaat A).

B- Het aantal luisteraars zoals bepaald in toepassing van art 4.9°, vermenigvuldigd met een coëfficiënt volgens het schema in artikel 8ter van deze beslissing (resultaat B).

C-Het jaarlijks bedrag van de billijke vergoeding wordt gevormd door het totaal van de resultaten A en B.

§2 De referentiecriteria voor de berekening van de billijke vergoeding zijn de uren muziek, het publiek en de financiële middelen van het jaar dat het jaar waarvoor de billijke vergoeding verschuldigd is, voorafgaat.


Zie : Tarieven


De prijs per uur muziek is evenredig met de hoogte van de financiële middelen van de radio-omroep. Zij wordt op de volgende wijze berekend:
Aan elk niveau van financiële middelen beantwoordt een prijs per uur muziek (F). De prijs per uur muziek is het resultaat van een deling: De teller is het resultaat van de som van de referentieprijzen berekend voor elk niveau van financiële middelen dat bereikt wordt door de radio-omroep. Indien het laatste inkomstenniveau niet volledig wordt bereikt, berekent men op een evenredige wijze de referentieprijs van dit inkomstenniveau.
Voorbeeld: Voor een inkomstenniveau van 3.795.000 EUR, wordt de teller als volgt berekend: 3 EUR (schijf van 0 tot 750.000 EUR – I) + 6 (schijf van 750.000,01 EUR tot 2.000.000,01 EUR – II) + 12 (schijf van 2.000.000,01 EUR tot 3.720.000 EUR- III) + [het deel van de inkomsten binnen de volgende schijf – IV-, hetzij 75.000 EUR gedeeld door het totaal van de schijf, hetzij 3.779.999,99 EUR, of 0.02 te vermenigvuldigen met de referentieprijs van de schijf, zijnde 20] hetgeen 0,02 x 20 EUR = 0,40 EUR oplevert.
De teller is dus 3 + 6 + 12 + 0,40 = 21,40 EUR
De berekening van de noemer is het resultaat van het aantal inkomstenschijven. Hij wordt op een evenredige wijze uitgedrukt voor de schijf van niet volledig bereikte inkomsten.
In hetzelfde voorbeeld is de berekening van de noemer de volgende: 1 (schijf I) + 1 (schijf II) + 1 (schijf III) + 0,02 (schijf IV) = 3,02
De prijs per uur muziek voor een inkomstenniveau van 3.795.000 EUR is dus 21.40/ 3,02, hetzij 7,09 EUR


Zie : Tarieven


Afdeling 6. Betalings- en indexatiemodaliteiten

Art 9.
Voor de radio-omroepen, die in de loop van het jaar voor de eerste keer uitzenden, moet het bedrag van de billijke vergoeding worden betaald voor het eerste omroepjaar naar rata van het aantal kalendermaanden waarin er een omroepactiviteit plaats vindt

Voor de radio-omroepen die in de loop van het jaar voor de eerste keer uitzenden wordt het voor dat jaar verschuldigde bedrag van de billijke vergoeding bepaald in functie van het jaarlijks aantal uren muziek die is gekend bij de start van de omroepactiviteit.
De prijs per muziekuur wordt berekend op basis van een forfaitair inkomst bedrag van 247.894 euros, hetzij een euro per muziekuur.
Art. 10. De radio-omroepen waarvoor de jaarlijkse billijke vergoeding meer dan 10.000 EUR bedraagt, moeten deze elk voorafgaand trimester betalen tegen uiterlijk de laatste dag van de maanden februari, mei, augustus en november van elk jaar.

Art. 11. De multiplicatorcoëfficiënten voor de berekening van de billijke vergoeding in de artikelen 8bis en 8ter van deze beslissing (prijs per muziekuur en prijs per luisteraar) worden geïndexeerd op 1 januari van elk jaar, naar gelang de ontwikkeling van de gezondheidsindex.

De indexatieformule is de volgende:

Basiscoëfficiënt x nieuwe index
Basisindex


De basisindex is de index die op 31 december 2002 van kracht is geworden. De nieuwe index is de index die achtereenvolgens op 1 januari van elke jaar van toepassing zal zijn.

Afdeling 7. Procedure en informatie

Art. 12
. Binnen de dertig dagen volgend op het verzoek van de beheersvennootschappen of hun mandataris, moet de radio-omroep het volgende aangeven :

1° de bedrijfsnaam en het adres, het inschrijvingsnummer in het handelsregister of het ondernemingsnummer, het
BTW-nummer;

2° de naam en de hoedanigheid van de natuurlijke perso(o)n(en) die is/zijn gelast met het dagelijks beheer en het verschaffen van de gegevens;

3° de datum van de start van de omroepactiviteiten;

4° de benaming onder dewelke worden de radioprogramma's uitgezonden;

5° het aantal zenders;

6° . het jaarlijks aantal uren uitgezonden muziek;

7° het jaarlijkse bedrag van de in artikel 4.8° bedoelde financiële middelen voor echt gecertificeerd door de commissaris indien de onderneming over een commissaris beschikt; in de overige gevallen wordt het jaarlijkse bedrag van de financiële middelen gecertificeerd door een bedrijfsrevisor;

8° het eventuele bestaan van een franchisecontact, een samenwerkings- en/of dienstenakkoord.

Art 13. De radio-omroep is verplicht driemaandelijks voor de 15de van de maand volgend op het trimester, de lijst van uitgezonden fonogrammen over te maken.

 
In deze lijst moeten volgende elementen zijn opgenomen:

1°. De datum van uitzending;
2° .identificatie van het programma;
3°. De titel van het lied, van de muzikale compositie of van de artistieke prestatie;
4°. De identiteit van de uitvoerende kunstenaar;
5°. De naam van de componist (klassieke muziek);
6°. De beweging van de uitgezonden muzikale compositie (klassieke muziek);
7° de duur van de uitzending (in minuten en seconden);
8. het jaar van vastlegging van het fonogram;
9°. Het label van de distributie en/of de productie;
10°. De ISRC-code voor zover zij is aangebracht op het fonogram ;

 
Deze lijst moet op een gepaste drager en in maximum twee exemplaren worden overgemaakt, in een formaat dat tussen de radio-omroep en de beheersvennootschappen moet worden overeengekomen.

De ISRC-code zal worden medegedeeld door de radio-omroepen voor alle fonogrammen die vanaf 1 januari 2003 op de markt worden gebracht.

 
Afdeling 8. Betaling

Art. 14
. Het bedrag van de billijke vergoeding wordt geïnd op basis van een betalingsverzoek dat door de beheersvennootschappen of hun mandataris wordt opgesteld.

Art. 15. De onafhankelijke radio-omroep of het radio-omroepnet die/dat nalaat de billijke vergoeding binnen de gestelde termijn te betalen zal, zonder voorafgaande ingebrekestelling, de aan het wettelijk tarief berekende verwijlintresten moeten betalen vanaf de datum van het betalingsverzoek, met een minimum van 250 EUR.
Art. 16. De radio-omroep die onjuiste gegevens doorgeeft waardoor een bedrag wordt betaald dat lager ligt dan het werkelijk verschuldigde bedrag, zal het resterende saldo moeten betalen vermeerderd met de aan het wettelijk tarief berekende verwijlintresten en dit vanaf de datum waarop het betalingsverzoek aan de hand van de onjuiste verklaring werd opgemaakt.

 
Art.17. De radio-omroep moet het de beheersvennootschappen of hun mandataris mogelijk maken om door raadpleging van elk nuttig document de in artikel 12 bedoelde informatie na te gaan.

Afdeling 9. Forfaitaire tarifering

Art.18.
Wanneer een radio-omroep, na een aanmaningsbrief te hebben ontvangen, nalaat binnen de in artikel 12 voorgeschreven termijn de informatie zoals bedoeld in art. 12 mee te delen, zal worden aangenomen dat zij voor elk van haar netten 24.790.000 euro jaarlijkse financiële middelen heeft, een AIP-publiek van 300, en 7300 uren muziek per jaar uitzendt, hetgeen de betaling voor de billijke vergoeding van 308.471 EUR voor elk van haar netten rechtvaardigt.

 
Art. 19. De radio-omroep die, in de loop van een kalenderjaar definitief en onherroepelijk de uitzending van fonogrammen stopzet, heeft op zijn aanvraag recht op de terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dat betrekking heeft op de periode van een kalenderjaar na de definitieve stopzetting van de uitzending van fonogrammen.

De radio-omroep die op grond van het vorige lid om de terugbetaling van een gedeelte van de billijke vergoeding verzoekt, moet aan de beheersvennootschappen of aan hun mandataris alle gegevens verstrekken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de uitzending van fonogrammen definitief en onherroepelijk is stopgezet.

De terugbetaling van het gedeelte van de billijke vergoeding dient berekend te worden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de definitieve stopzetting van de uitzending van fonogrammen.

De aanvraag tot terugbetaling dient bij de beheersvennootschappen of hun mandataris te worden ingediend binnen een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de 1ste dag van de maand die volgt op de definitieve stopzetting van de uitzending van fonogrammen.

Afdeling 10. Overgangs-en slotbepalingen


Art. 20
. Onderhavige overeenkomst wordt afgesloten voor onbeperkte duur.

De tarieven voor de billijke vergoeding gelden vanaf 1 januari 2003.

 
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van

 
De Minister van Economie
Charles PICQUÉ